COLUMN Juist in deze periode van groeiende sociale ongelijkheid en politieke onrust is er veel behoefte aan een samenleving waar iedereen kansen krijgt en erbij hoort. In grote steden is het verschil tussen hoogopgeleiden met veel kansen en de mensen die ‘achterblijven’ groot. Agnes Franzen (TU Delft) pleit daarom voor het samenwerken aan gemengde wijken, zowel fysiek, sociaal als digitaal. Woningcorporaties en beleggers kunnen daarbij een belangrijke rol bij spelen, maar doen dat nog onvoldoende.
Opgeleid in Delft verhuisde ik – na een reis door de Verenigde Staten langs vele grote steden en een studie aan de Mississippi State University te Jackson – eind 1994 naar Rotterdam.
In de VS had ik contrasten in leefbaarheid waargenomen die Richard Florida onlangs beschreef in zijn nieuwste boek The New Urban Crisis: How Our Cities Are Increasing Inequality, Deepening Segregation, and Failing the Middle Classand What We Can Do About It.
Waar we Florida vooral associeerden met de creative class, schrijft hij nu over de schaduwzijden van de stad. Over ongelijke kansen, segregatie en een middenklasse waarvoor de huizen in aantrekkelijke buurten van creatieve steden onbetaalbaar worden.
In zijn boek pleit Florida voor inclusiviteit: een samenleving waar iedereen er bij hoort, gelijke kansen en respect krijgt en daadwerkelijk deel kan nemen aan de maatschappij. Het is een begrip dat haar oorsprong heeft burgerrechtenbeweging in de VS uit de jaren zestig van de vorige eeuw.
Zeker onder Trump worden maatschappelijke initiatieven om inclusie aan te pakken steeds belangrijker. Ook al geeft recent onderzoek van het SCP aan dat Nederlanders in vergelijking met vijfentwintig jaar geleden minder negatief over migranten denken; migranten zelf hebben het niet altijd makkelijk. Het FD presenteerde hierover deze week een actueel Nederlands initiatief van ‘De Maatschappelijke Alliantie’, een stichting van 250 bedrijfs- en familiefondsen. De Maatschappelijke Alliantie wil vele miljoenen investeren in scholings-, integratie-, huisvesting-, en werkgelegenheidsprogramma’s. Dit alles gericht op mensen met een migratieachtergrond. De basis bestaat uit impactinvesteringen waarbij rendement – bijvoorbeeld uit huuropbrengsten – wordt gekoppeld aan resultaten op het gebied van duurzaamheid of sociaal beleid.
De gemeenschappelijke rode draad in dit initiatief, in Florida’s boek over inclusie, en in actuele discussies in Rotterdam, is de behoefte aan invloed van buiten de politieke arena zoals van bovengenoemde alliantie én van lokale initiatieven van inwoners.
Zo wordt in Rotterdam sinds 2014 ingezet op gebiedscommissies met als essentie minder politiek en méér buurt. Dit jaar is besloten om hier in 2018 meer experimenteerruimte voor te bieden. Er wordt gedacht aan afwijkende regels, de mogelijkheid van een externe voorzitter en de wijze van samenstelling van de commissie. Centraal staat het experimenteren met nieuwe vormen van gebiedsdemocratie en het onderzoeken van alternatieven om bewoners uit de gebieden te betrekken en zo een groter draagvlak voor gebiedsbesluiten te organiseren.
Een interessant initiatief, gezien de strekking van veel krantenartikelen deze week over hoe lastig het is in sommige gemeenten om raadsleden te vinden. Vaak is er gesteggel in de gemeenteraad als gevolg van het gebrek aan tijd waarmee veel werkende raadsleden kampen en hun veelal geringe politieke ervaring. De kracht van gebiedsdemocratie kan liggen in verbinding met initiatieven zoals de ‘De Maatschappelijke Alliantie’. Hiermee kan ook invulling worden gegeven aan een andere politieke benadering. Op veel plekken wordt al langer geëxperimenteerd onder de vlag ‘living lab’ of proeftuin met overheid, bedrijven en de civil society. Samen leren, het ondersteunen van burgerinitiatieven en investeringen door publieke en private partijen zijn hierbij terugkerende elementen.
In en rond de wijken in het centrum van Rotterdam is sprake van gentrificatie. Hoe zorg je ondanks die ontwikkeling voor ruimte en respect van en voor diverse doelgroepen? Een van de instrumenten om evenwicht te houden is het mengen naar inkomen, opleiding, leeftijd en achtergrond. In de context van gebiedsontwikkeling gaat dit vóór het wonen om betaalbaarheid, voldoende middeldure huur/koop en sociaaleconomische kwaliteit. Zo hebben veel wijken in en rond het centrum van Rotterdam een mix aan woningen in soort en vierkante meters. Via het Pact op Zuid wordt al jaren gewerkt aan meer gemengde wijken aan de zuidelijke kant van de stad. De Vinex had als stelregel 30 procent sociale woningbouw, maar dit was in een tijd met een grote rol voor corporaties. Kijkend naar de huidige rollen van relevante partijen is samenwerking tussen bijvoorbeeld de corporaties en beleggers essentieel, maar nog te weinig concreet.
Hier ligt een uitdaging, maar er zal breder gekeken moeten worden dan alleen naar de woningbouw. Zo is de sociale digitale wereld nog onderbelicht. Zoals internetondernemer Alexander Klöpping recent in DWDD aangaf, zijn veel apps en groepen gericht op kleine (gesloten) communities. Een van de gevolgen is dat het debat verdwijnt, gelijkgestemden zoeken elkaar op.
Inclusie gaat ook over solidariteit en kansen voor ontmoeting en debat over wat verschillende mensen bindt. Koppel digitaal aan sociale en fysieke uitdagingen. Denk aan de publieke openbare ruimte, cultuur, openbare functies zoals scholen maar ook aandacht voor een duurzame toekomst, zoals het slim omgaan met afval. Dit om iedereen in de fysieke ruimte te laten bijdragen aan diversiteit ook in digitale groepen, en zo onder de vlag ‘we love Rotterdam!’ te blijven werken aan een inclusieve stad.