COLUMN Kennis over het sociale domein wordt de komende jaren essentieel bij gebiedsontwikkeling. Zo bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) recent een rapport De nieuwe verscheidenheid: toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland uit over de veranderende samenstelling van migrantengroepen en de betekenis hiervan op buurtniveau. Een belangrijke conclusie in het rapport is dat gemeenten beter inzicht moeten krijgen in deze migrantenstromen om de sociale cohesie in de openbare ruimte veilig te stellen. Kijken we naar de herkomst van migranten, dan gaat het tegenwoordig om zo’n 240 verschillende landen. Vertaald naar gebiedsontwikkeling is het van groot belang meer oog te hebben voor verschillende culturele achtergronden en woonwensen. Evenals meer inzicht te krijgen in bijbehorend gedrag en gebruik van de openbare ruimte en publieke gebouwen.
Het gaat om het gevoel van veiligheid en sociale samenhang, juist ook op buurtniveau
Nederland is een democratisch en pluriform land. In deze actualiteit past het debat over gemengde wijken. Wat opvalt zijn de verschillende definities die aan het woord gemengd worden gegeven. Zowel met een sociale als fysieke blik worden diverse accenten gelegd. Uit recent promotieonderzoek van socioloog Miltenburg kwam naar voren dat oorspronkelijke minder bedeelde, lager geschoolde bewoners van een wijk economisch gezien sociaal niet stijgen door naast een buurman of buurvrouw te wonen met een goede baan en een goed inkomen. Het WRR-rapport toont aan dat de toenemende diversiteit in de bevolkingssamenstelling een nog groter negatief effect kan hebben op onze samenleving dan een sociaaleconomische achterstand. Hier gaat het om het gevoel van veiligheid en sociale samenhang, juist ook op buurtniveau.
Hoogleraar diversiteit Maurice Crul nuanceert deze beoordeling overigens in de NRC van 2 en 3 juni. Hij stelt dat mensen van Nederlandse afkomst veelal kort verblijven in de grote diverse stad en ook nog vaak verhuizen binnen de stad. Dat mag waar zijn, maar zeker de grote steden hebben op dit moment al een grote diversiteit als we kijken naar de achtergrond van inwoners. Zo gaat het in Rotterdam om bijna de helft van de bevolking. Daarbij zien we een groot verschil in de mate van diversiteit tussen wijken onderling. Hier ligt het voor de hand dat er ook sprake is van een verschil in waarden. Voor gebiedsontwikkeling is hiermee een belangrijke onderliggende vraag wat factoren zijn waarop gestuurd kan worden. Hoe zorg je voor wijken waar iedereen zich prettig kan voelen, ongeacht of juist gegeven de afkomst?
De groeiende diversiteit moet een belangrijk aandachtspunt zijn
Het fysieke domein richt zich van oudsher op de langetermijnplanning. Dit terwijl het sociale domein zich traditioneel vooral op het heden richt, denk bijvoorbeeld aan buurtveiligheid en het aanpakken van eenzaamheid. Fysiek staan we voor een ingrijpende claim op onze open ruimte, volgens Neprom-voorzitter Bart van Breukelen tijdens de recente Dag van de Projectontwikkeling. Denk aan de enorme woningbehoefte, aan de opgaven op het gebied van energietransitie, klimaat, mobiliteit en verduurzaming van de leefomgeving. Het zwaartepunt van gebiedsontwikkeling ligt aan de fysieke kant. Het WRR-rapport maakt echter duidelijk dat de groeiende diversiteit in de bevolkingssamenstelling de komende tijd ook een belangrijk aandachtspunt moet zijn.
Voor gebiedsontwikkeling liggen er kansen in het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke concepten. Fysieke doelstellingen kunnen zo worden vertaald in een beeld dat aansluit bij de diversiteit. Op gebouwniveau is ‘De Paperclip’ in Rotterdam een goed voorbeeld. Hier is de corporatie bewust gaan sturen op gelijkgestemde huurders.
Culturele diversiteit hoort bij de stad
Sociaal gaat niet alleen over de sociaaleconomische status, maar ook over diversiteit op de juiste schaal, veiligheid op straat en mogelijkheid voor ontmoeting. Voor een fysiek antwoord kan gedacht worden aan de wijze van inrichting van de openbare ruimte, de inrichting en het programma van publieke gebouwen (bijvoorbeeld scholen en zorgcomplexen) en specifieke ontwerpen en architectuur. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de in 2008 opgeleverde wijk Le Medi in Rotterdam. Een andere woonstijl, met architectuur die geïnspireerd is door landen rond de Middellandse Zee en een andere schakering van (semi-)openbare ruimten. Of het recent opgeleverde project Greenville in Leidsche Rijn met een op duurzaamheid gericht woonconcept voor diverse leeftijdscategorieën.
Het sociale vraagstuk overziend komt er bij de al forse fysieke opgave nog een stevige uitdaging bij voor gebiedsontwikkeling. Wat goed zou zijn is dat we meer inzicht krijgen in een passende aanpak per schaalniveau. Culturele diversiteit hoort bij de stad; afhankelijk van de omvang van de wijk kan menging ook op dit schaalniveau. Terwijl op gebouw-, buurt- of straatniveau wellicht meer eenheid past. Denk aan de les uit de Vinex-wijken, waar een straat met aan de ene kant koopwoningen en aan de andere kant sociale huur soms afbreuk deed aan de woonkwaliteit. Een stenige openbare ruimte en de breedte van de straat bleken hiervoor vaak bepalende factoren.
Vanuit bovengenoemde voorbeelden ligt er een uitdaging om verder te werken aan vernieuwende ruimtelijke concepten met oog voor de sociale dimensie. Het Rijk heeft 130 miljoen euro gereserveerd voor het versterken van de leefbaarheid in Rotterdam-Zuid. Een mooie pilot voor het zoeken van antwoorden die passen bij de opgaven van deze tijd.