AuteurAgnes Franzen
01 juli 2024 om 16:20, Leestijd ca. 4 minuten
Bij vervolgstappen richting de Nota Ruimte kan ontwerpend onderzoek een belangrijke rol vervullen. In lijn hiermee wordt op dit moment door het Rijk gewerkt aan het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (ARO) 2025 – 2028. Het college van Rijksadviseurs (CRa) heeft begin juni zes adviezen gegeven op het concept ARO, waarbij de omgevingskwaliteit in Nederland centraal staat.
Recent kwam het Voorontwerp Nota Ruimte uit. Deze heeft nog geen juridische status maar geeft een eerste indruk van de ruimtelijke transitie waar we voor staan richting 2050 en 2100. Het nieuwe kabinet heeft nu de schone taak om in diverse stappen te komen tot een definitieve Nota Ruimte. Met de vele ruimteclaims weten we dat dit geen eenvoudige opgave is. Zo hoorde ik laatst dat in sommige provincies voor 30 procent van de opgaven geen plek is. We staan kortom voor een pittig keuzetraject waarbij we de aandacht voor de omgevingskwaliteit niet uit het oog mogen verliezen, net zo min als de rol die ontwerpers hierbij spelen.
In een notendop schetst het voorontwerp de opgaven voor onder meer bodem en water, en de integratie hiervan met drie samenhangende bewegingen. Speciale aandacht is er voor defensie, cultureel erfgoed en landschap op nationaal niveau. De drie bewegingen gaan over een nieuw evenwicht tussen landbouw en natuur, een klimaatneutrale en circulaire samenleving, en sterke regio’s, steden en dorpen in heel Nederland. Als illustratie bij de toelichtende teksten bevat het rapport diverse 2D kaarten en grafieken.
Bij vervolgstappen kan ontwerpend onderzoek een belangrijke rol vervullen: in de interactie op nationale schaal en in relatie tot de regionale schaal en bijbehorende gebiedsopgaven. In lijn hiermee wordt op dit moment door het Rijk gewerkt aan het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (ARO) 2025 – 2028. Het college van Rijksadviseurs (CRa) heeft begin juni zes adviezen gegeven op het concept ARO, waarbij de omgevingskwaliteit in Nederland centraal staat.
De waarde van ontwerpend onderzoek ligt in het verkennen en tastbaar verbeelden van de effecten van ruimtelijke keuzes
Het eerste advies betreft een oproep voor een bredere rol van het ruimtelijke ontwerp gericht op deze omgevingskwaliteit. Ofwel richt je niet alleen op ontwerpend onderzoek, maar ook op het operationeel ontwerp om transities concreet vorm te geven. Ik denk dat dit niet los van elkaar is te zien. En dat de waarde van ontwerpend onderzoek ligt in het niet direct vastleggen van een oplossing maar in het verkennen en tastbaar verbeelden van wat de effecten van bepaalde ruimtelijke keuzes zijn en, hiermee samenhangend, wat de belangrijkste knelpunten en knoppen zijn om aan te draaien.
Het tweede advies betreft de oproep tot een rijksbrede ondersteuning van de ARO. Dit in lijn met het Voorontwerp Nota Ruimte met nu nog BZK en straks een eigen ministerie als eindverantwoordelijke ondersteund door een breed aantal ministeries. Hierbij pleit CRa ook voor samenwerking met rijksdiensten zoals het Rijksvastgoedbedrijf, Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Verder wordt een oproep gedaan om het ARO-programma een plek te geven onder de Omgevingswet. Hier zie ik een kans voor een evaluatie en leertraject. De Omgevingswet bevat immers kaders en richtlijnen waarbij gaandeweg geleerd kan worden hoe en of deze werken. Hetzelfde geldt voor besluitvormings- en participatietrajecten.
Het derde advies gaat over het bevorderen van goed publiek opdrachtgeverschap. Het verbeteren van de aanbestedingscultuur speelt hierbij een belangrijke rol. Hier zou een selectie volgens de CRa terecht niet (alleen) over geld moeten gaan maar juist over kwaliteit. Een niet genoemd maar niet onbelangrijk detail hierbij is dat bij een architectenselectie registratie in het Architectenregister verplicht is maar dat dit niet geldt voor de stedenbouw en landschapsarchitectuur. Terwijl juist deze disciplines hard nodig zijn voor de grote transitieopgaven. Stel voor deze vakgebieden registratie dan ook verplicht.
Verlies als opdrachtgever en opdrachtnemer de waarde van ontwerpers niet uit het oog
De laatste drie adviezen gaan vooral over het belang van netwerken. Zo wordt een oproep gedaan om het bouwmeestersnetwerk uit te breiden, om zo op lokaal niveau bij te dragen aan nieuwe oplossingsrichtingen en breed gedragen toekomstige verhalen. Een aansluitend pleidooi gaat over het investeren in de ontwerpers van de toekomst, onder andere via het stimuleren van samenwerking tussen verschillende onderwijs- en kennisinstellingen. En tot slot wordt het belang van internationale kennisuitwisseling benoemd.
Rode draad bij de adviezen is de zorg over de kwaliteit van onze leefomgeving. Dit raakt ons allemaal. Verlies als opdrachtgever en opdrachtnemer daarom de waarde van ontwerpers niet uit het oog. Tegelijkertijd is het belangrijk dat ontwerpers zich bewust zijn van de besluitvormingsprocessen in het huidige gepolariseerde politieke en maatschappelijke strijdtoneel.