De winst van biodiversiteit

Agnes Franzen

ROmagazine, 04 november 2024 Leestijd ca. 3 minuten

Kabinet-Schoof vond het niet nodig om een afvaardiging naar de VN-Biodiversiteitstop in Colombia te sturen. De biodiversiteit in dit land staat er dan ook niet goed voor. Al een tijdje niet. Een schrale troost is dat het de afgelopen jaren niet slechter is geworden. Ondertussen zijn er andere publieke en private initiatieven om te investeren in biodiversiteit als maatstaf voor het behoud en versterken van onze ecosystemen en hiermee ook onze economie. Laat Den Haag wakker worden en actie ondernemen voor een constructief VN-Biodiversiteitsplan.

Afgelopen week vond de VN-biodiversiteitstop COP16 plaats in Cali, Bolivia. Vorig jaar spraken tweehonderd landen tijdens de top in Montreal af om in 2030 minstens 30 procent van de ecosystemen te beschermen en herstellen. Dit naast het verminderen van schadelijke subsidies, het halveren van voedselverspilling en meer financiering voor biodiversiteit. Het akkoord is echter nog niet bindend.

Van de 196 deelnemende landen hebben slechts 26 een concreet actieplan ingediend. Hoewel de EU met een plan kwam, hebben veel Europese landen, waaronder Nederland, dit nagelaten. Ons huidige kabinet was niet aanwezig en verwacht pas volgend jaar een plan te kunnen indienen. Dit terwijl de urgentie van goede biodiversiteit alleen maar groeit. Zo zorgt het voor veerkrachtige ecosystemen die beter bestand zijn tegen de klimaatveranderingen. Ook zijn ze belangrijk voor voedselzekerheid, kwaliteit van bodem en water en bestuiving van gewassen. Verder is een aanzienlijk deel van de economie afhankelijk van ecosystemen.

Soms is het goed om terug te kijken naar het verleden. Zo had Nederland rond 1900 in de periode van de industriële revolutie met 40 procent al een lage biodiversiteitsscore in verhouding tot de wereldwijde (70 procent) en Europese (50 procent) percentages. Dit weten we omdat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met andere internationale wetenschappers en organisaties aan het begin van deze eeuw de MSA-index (Mean Species Abundance) ontwikkeld heeft. Dit om de impact van menselijke activiteiten te meten en vergelijken met een referentieperiode.

Investeringen in Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland hebben natuurgebieden versterkt en beter verbonden 

Kijken we naar het heden dan is het biodiversiteitspercentage als gevolg van veranderingen in landgebruik, milieudruk en versnippering van ecosystemen sinds 1990 gedaald naar 15 procent. Gelukkig is het de afgelopen jaren niet verder gedaald. Zo worden plant- en diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd met Natura 2000-gebieden als onderdeel van een Europees netwerk. Nederland heeft 162 van deze gebieden, vaak onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur – EHS). Investeringen in dit netwerk hebben natuurgebieden versterkt en beter verbonden. Ook overlapt het Natuurnetwerk soms met onze Nationale Parken.

De 23 Nationale Parken bieden ruimte voor natuurbehoud, recreatie en educatie. Dit jaar is in Noord-Brabant het Van Gogh Nationaal Park uitgeroepen, een gebied waar overheden, organisaties, boeren en het bedrijfsleven samenwerken om het landschap en de biodiversiteit te versterken. Dit soort samenwerkingen zien we gelukkig steeds vaker, zoals in Midden-Delfland met het programma Duurzaam Boer Blijven. Hier wordt gewerkt aan een gesloten kringloop van voedingsstoffen, wat milieuvriendelijk én economisch voordelig is. Ook is er aandacht voor waterkwaliteit en bodemdaling, en beheren boeren natuurgebieden in een roulatiesysteem.

In 2030 moet minstens 10 procent van het landbouwgebied bestemd en ingericht zijn voor behoud en herstel van biodiversiteit (nu 6 procent) 

We zijn dus op de goede weg, maar er is meer nodig. Zo is dit jaar het Nationaal Dashboard Biodiversiteit gelanceerd op de Internationale Dag van de Biodiversiteit. Dit biedt een overzicht van de staat van de Nederlandse natuur en laat zien of Nederland op koers ligt om de biodiversiteitsdoelen voor 2030 te halen. Hoewel de biodiversiteit door de energietransitie en met vergroening van stedelijke gebieden langzaam verbetert, staat de landbouw nog voor een forse opgave. Een van de doelen is dat in 2030 minstens 10 procent van het landbouwgebied bestemd en ingericht moet zijn voor behoud en herstel van biodiversiteit (nu 6 procent).

Zoals eerder beschreven veranderde ons landschap ook rond 1900 ingrijpend. Toen door stadsuitbreiding en de aanleg van spoorlijnen en wegen. Tegelijkertijd zagen we de oprichting van het eerste natuurreservaat. In 1906 richtten Jac. P. Thijsse en Eli Heimans de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten op en kochten ze het Naardermeer. In 1930 volgde de oprichting van Nationaal Park Veluwezoom. Ook nu zien we een groei aan publieke en private initiatieven om te investeren in biodiversiteit als maatstaf voor het behoud en versterken van onze ecosystemen en hiermee ook onze economie. Laat Den Haag wakker worden en actie ondernemen voor een constructief VN-biodiversiteitsplan.

Onderbelicht: sociaal-culturele uitdagingen woningtekort

Auteur Agnes Franzen

RO magazine, 07 oktober 2024 om 17:19, Leestijd ca. 4 minuten

Migratie staat bij kabinet-Schoof op 1, en dan vooral het beperken ervan. Het vergrootglas ligt op aantallen arbeidsmigranten, asielzoekers, statushouders en internationale studenten. Hiertegenover staan kennismigranten die wel welkom zijn. Even los van deze politieke keuze, waar heel veel op af te dingen valt, is het opmerkelijk dat er totaal niet wordt gerept over de specifieke regionale woningvraag van elk van deze groepen.

In heel Europa zien we een opkomst van extreemrechtse en populistische partijen. Wat deze partijen delen is het benadrukken van het behoud van de nationale identiteit en een negatieve houding ten aanzien van immigratie en multiculturalisme. Voor de zuivere discussie is het goed om de feiten op een rij te zetten over migratie, de diversiteit in deze groep en de invloed daarvan op de regionale woningvraag. Hierbij is het goed om te weten dat de bevolkingsgroei in Nederland al ruim 15 jaar wordt bepaald door migrantengroepen. Bij het huidige kabinet ligt het vergrootglas op aantallen arbeidsmigranten, asielzoekers, statushouders en internationale studenten. Hiertegenover staan kennismigranten die wel welkom zijn. Wat bij dit alles zeker meespeelt is het woningtekort: alleen al voor dit jaar 400.000 woningen.

Begin dit jaar kwam het adviesrapport van de Staatscommissie Demografie uit met het pleidooi om in te zetten op een ‘gematigde bevolkingsgroei’ tot maximaa19 tot 20 miljoen inwoners in 2050. Mede om een brede welvaart te behouden. Het kabinet zet nu in op 40.000 tot 60.000 migranten per jaar (vergeet hierbij niet vertrekkende migranten). Ter vergelijking: de afgelopen vijf jaar ging het in totaal om 1,2 miljoen migranten.

Een kwart van de Nederlanders heeft een migratieachtergrond en 12 procent een niet-westerse 

Kijken we naar de huidige bevolkingssamenstelling dan heeft ongeveer een kwart van de Nederlanders een migratieachtergrond (één van de ouders buiten Nederland geboren), waarvan 12 procent een niet-westerse. De grootste concentraties van deze groep zien we in de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (boven de 50 procent). De locatie van bedrijven en kennisinstellingen bepaalt de woningvraag voor arbeidsmigranten, kenniswerkers en internationale studenten.

Dit laatste geldt niet voor tijdelijke opvang van asielzoekers. PVV minister Asiel en Migratie Marjolein Faber heeft aangegeven dat ze de dit jaar vastgestelde Spreidingswet wil intrekken, maar dit gaat zeker nog twee jaar duren. De inschatting is dat er over heel Nederland gezocht moet worden naar 96.000 plekken in asielzoekerscentra (AZC), noodopvang (evenementhallen, vakantieparken, cruiseschepen) en crisisnoodopvang (sporthallen en grote tenten). Pas als een asielzoeker statushouder wordt, resulteert dit een reguliere woningvraag. Wat betreft de arbeidsmigranten (grotendeels uit Oost-Europa), zien we de politieke wens om het aantal daarvan ook te verlagen. Daarbij krijgen bedrijven vaker zelf de taakstelling om voor (flex-) woningen te zorgen. Verder wil het kabinet ook het aantal internationale studenten laten dalen. Voor deze groep zien we op dit moment een tekort van 26.500 woningen. De verwachting is dat dit de komende jaren verder zal stijgen. Bij arbeidsmigranten en studenten gaat het om specifieke woningen, statushouders en ook kenniswerkers beïnvloeden direct de reguliere woningvraag.

Vertalen we bovenstaande trends naar de NOVEX- gebieden, straatje erbij en de herstructureringsopgaven dan verschilt de druk en samenstelling van aantallen migranten per regio. Zo zijn woningen voor arbeidsmigranten meestal verbonden aan het gebied waar ze werken. Hetzelfde geldt voor internationale studenten met een koppeling aan hbo’s en universiteiten. Kennismigranten kennen een wijdere spreiding. En met de Spreidingswet geldt dit ook voor woningen voor statushouders.

We mogen toch hopen dat verantwoordelijke partijen zich bij gebiedsontwikkeling in het algemeen niet laten leiden door populistische politieke boodschappen 

De vraag naar verschillende type woningen zal dus per regio verschillen. Hierbij mogen we niet vergeten dat in aanvulling op bovenstaande groepen de grootste opgave ligt bij groei van eenpersoonshuishoudens (jongeren, gescheiden mensen en ouderen). De verwachting is dat dit aantal de komende dertig jaar stijgt van 3 naar 3,6 miljoen. Verder is er mede door de jarenlange woningnood nog een behoorlijk vraag naar gezinswoningen. Naast nabijheid van werk en voorzieningen verwacht ik dat de klimaatomstandigheden zoals waterveiligheid en hitte bestendigheid steeds meer invloed gaan hebben op regionale voorkeur van (deze) woningzoekers. Met de Spreidingswet zal het aantal statushouders op het platteland toenemen. Dit geldt even goed voor kennisregio’s met haar migranten en de nodige verschuiving in beroepen van arbeidsmigranten naar zorg, bouw, techniek en energie.

We mogen toch hopen dat verantwoordelijke partijen zich bij gebiedsontwikkeling in het algemeen niet laten leiden door populistische politieke boodschappen, maar lokaal samen met bewoners en bedrijven in gesprek gaan hoe om te gaan met de mede door migratie beïnvloedde ruimtelijke en sociaal-culturele samenstelling van wijken. Ze kunnen zich hierbij laten inspireren door mooie voorbeelden en lessen hierover in het buitenland, in de grote steden en bij recente projecten zoals ‘de ASML wijken’ in Eindhoven.

Schiphol onder de loep

AuteurAgnes Franzen

16 september 2024 om 21:39, Leestijd ca. 4 minuten

Wetten zijn belangrijk maar het gaat ook over het nemen van (EU) verantwoordelijkheid door politici, bedrijven en burgers met oog op de geluidhinder en de klimaatveranderingen. Die trekken zich immers niets aan van trage of verkeerde besluitvorming.

Net mijn vakantie achter de rug. Na vele reizen binnen Europa, deze keer een verre vlucht naar Indonesië. Geland op vliegveld Denpasar op Bali. Een eiland met een lokale economie waarin de toeristensector centraal staat. Bij de vlucht kwam een gewetensvraag boven drijven. We horen immers regelmatig over de impact van vliegen op ons klimaat evenals over de last voor omwonenden.

Wat is eigenlijk de waarde van Schiphol?

Eerst de cijfers. Na het corona jaar 2020 (21 miljoen passagiers) is het vluchtverkeer op Schiphol in 2023 bijna weer op het niveau van 2019 (71 miljoen passagiers). Kijken we voor 2023 naar de top-vijf binnen Europa, dan stond Nederland met de ruim 62 miljoen passagiers op plek vier. Op één stond Londen Heathrow Airport met ongeveer 79 miljoen passagiers. Wereldwijd staat het Amerikaanse vliegveld Hartsfield-Jackson in Atlanta aan top met 103 miljoen passagiers. Per dag gaat het daar om 2.500 vluchten, waar Schiphol zich dit jaar richt op 1.400 vluchten per dag. Best veel voor ons kleine land.

Vertalen we dit naar het aantal jaarlijkse vluchten deze eeuw, dan lag de piek in 2019 (497.000) en de dip in 2020 vanwege corona (227.000). Vorig jaar stond de teller op 442.000. Een getal dat dicht in de buurt lag van het streefbeleid van het vorige kabinet met 440.000 vluchten per jaar. Inzet van VVD minister Harbers was bij te dragen aan lagere geluidhinder en minder uitstoot van stikstofoxiden en CO2. Maar onder druk van De Europese Unie en de Amerikaanse regering bij het verlies aan start- en landingsrechten moest demissionair minister Harbers zijn besluit vorig jaar weer terugdraaien.

Minister Madlener geeft aan vertrouwen te hebben in de inzet van Schiphol om snel te verduurzamen 

Een pikant detail bij dit alles is dat Schiphol tot voor kort nog vloog onder een gedoogconstructie. Door via een tussenpersoon stikstofrechten bij boeren op te kopen – deels via aankoop gronden – heeft ze vorig jaar een geldige natuurvergunning gekregen voor 460.000 vluchten per jaar. De nieuwe PVV minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) verhoogt dit naar 475.000 tot 485.000 vluchten met strengere geluidsnormen voor de nacht en eisen over stillere en schonere vluchten. Verder kijkt hij voor grote vliegtuigen naar Lelystad Airport.

Cumulatief effect van vliegverkeer

Madlener geeft aan vertrouwen te hebben in de inzet van Schiphol om snel te verduurzamen. Maar net als Tata Steel, Shell in Rotterdam en onze kolencentrales laten zien, heeft dit tijd en goedkeuringsmaatregelen nodig. Ondertussen blijft er een klimaat- en bewonerslast voor wie het niet snel genoeg kan gaan. Dit geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor nabijgelegen grote vliegvelden in Duitsland, Frankrijk en Engeland. Relevant hierbij is dat er volgens sommige experts te weinig aandacht is voor de uitstoot op grote hoogte. Hoe ziet de CO2-wolk boven al deze nabij gelegen vliegvelden eruit? Hier horen we nog weinig over.

Zou de vraag niet moeten zijn hoe we het aantal internationale vluchten met grote vliegtuigen kunnen verlagen zonder onze economische waarde te verkleinen? 

Tot slot, Nederland is een handelsland, waarbij Schiphol zich naast haar hubfunctie belangrijk acht voor de export en buitenlandse investeerders. Dit raakt direct aan de recente rapport van Draghi over de urgentie van meer Europese aandacht voor haar economische mondiale concurrentievermogen. Kijken we in deze context naar de doelstellingen van vliegmaatschappijen dan zet de nieuwe financiële topman Bas Brouns bij KLM in op de vluchtaantallen van voor corona. Maar zou de vraag niet moeten zijn hoe we het aantal internationale vluchten met grote vliegtuigen (20 procent vluchten – 80 procent CO2 uitstoot) kunnen verlagen zonder onze economische waarde te verkleinen?

Denk aan een andere type vliegtuigen en vaker digitaal vergaderen; zoals tijdens corona. Een middel dat hierbij kan worden ingezet is de sinds 2021 geldende vliegtax; nu 29,05 euro per passagier. Laat bestuurders hierbij besluiten nemen over passende maatregelen voor vervuilers (op afstand, klasse, en naast (hub) passagiers ook op vracht). Evenals aandacht besteden aan een betaalbaar en met vliegen concurrerend HSL-net.

Concluderend, wetten zijn belangrijk maar het gaat ook over het nemen van (EU) verantwoordelijkheid door politici, bedrijven en burgers met oog op de geluidhinder en de klimaatveranderingen, die trekken zich immers niets aan van trage of verkeerde besluitvorming.

De kracht van beeldvorming

AuteurAgnes Franzen

01 juli 2024 om 16:20, Leestijd ca. 4 minuten

Bij vervolgstappen richting de Nota Ruimte kan ontwerpend onderzoek een belangrijke rol vervullen. In lijn hiermee wordt op dit moment door het Rijk gewerkt aan het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (ARO) 2025 – 2028. Het college van Rijksadviseurs (CRa) heeft begin juni zes adviezen gegeven op het concept ARO, waarbij de omgevingskwaliteit in Nederland centraal staat.

Recent kwam het Voorontwerp Nota Ruimte uit. Deze heeft nog geen juridische status maar geeft een eerste indruk van de ruimtelijke transitie waar we voor staan richting 2050 en 2100. Het nieuwe kabinet heeft nu de schone taak om in diverse stappen te komen tot een definitieve Nota Ruimte. Met de vele ruimteclaims weten we dat dit geen eenvoudige opgave is. Zo hoorde ik laatst dat in sommige provincies voor 30 procent van de opgaven geen plek is. We staan kortom voor een pittig keuzetraject waarbij we de aandacht voor de omgevingskwaliteit niet uit het oog mogen verliezen, net zo min als de rol die ontwerpers hierbij spelen.

In een notendop schetst het voorontwerp de opgaven voor onder meer bodem en water, en de integratie hiervan met drie samenhangende bewegingen. Speciale aandacht is er voor  defensie, cultureel erfgoed en landschap op nationaal niveau. De drie bewegingen gaan over een nieuw evenwicht tussen landbouw en natuur, een klimaatneutrale en circulaire samenleving, en sterke regio’s, steden en dorpen in heel Nederland. Als illustratie bij de toelichtende teksten bevat het rapport diverse 2D kaarten en grafieken. 

Bij vervolgstappen kan ontwerpend onderzoek een belangrijke rol vervullen: in de interactie op nationale schaal en in relatie tot de regionale schaal en bijbehorende gebiedsopgaven. In lijn hiermee wordt op dit moment door het Rijk gewerkt aan het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (ARO) 2025 – 2028. Het college van Rijksadviseurs (CRa) heeft begin juni zes adviezen gegeven op het concept ARO, waarbij de omgevingskwaliteit in Nederland centraal staat.

De waarde van ontwerpend onderzoek ligt in het verkennen en tastbaar verbeelden van de effecten van ruimtelijke keuzes 

Het eerste advies betreft een oproep voor een bredere rol van het ruimtelijke ontwerp gericht op deze omgevingskwaliteit. Ofwel richt je niet alleen op ontwerpend onderzoek, maar ook op het operationeel ontwerp om transities concreet vorm te geven. Ik denk dat dit niet los van elkaar is te zien. En dat de waarde van ontwerpend onderzoek ligt in het niet direct vastleggen van een oplossing maar in het verkennen en tastbaar verbeelden van wat de effecten van bepaalde ruimtelijke keuzes zijn en, hiermee samenhangend, wat de belangrijkste knelpunten en knoppen zijn om aan te draaien.

Het tweede advies betreft de oproep tot een rijksbrede ondersteuning van de ARO. Dit in lijn met het Voorontwerp Nota Ruimte met nu nog BZK en straks een eigen ministerie als eindverantwoordelijke ondersteund door een breed aantal ministeries. Hierbij pleit CRa ook voor samenwerking met rijksdiensten zoals het Rijksvastgoedbedrijf, Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Verder wordt een oproep gedaan om het ARO-programma een plek te geven onder de Omgevingswet. Hier zie ik een kans voor een evaluatie en leertraject. De Omgevingswet bevat immers kaders en richtlijnen waarbij gaandeweg geleerd kan worden hoe en of deze werken. Hetzelfde geldt voor besluitvormings- en participatietrajecten.

Het derde advies gaat over het bevorderen van goed publiek opdrachtgeverschap. Het verbeteren van de aanbestedingscultuur speelt hierbij een belangrijke rol. Hier zou een selectie volgens de CRa terecht niet (alleen) over geld moeten gaan maar juist over kwaliteit. Een niet genoemd maar niet onbelangrijk detail hierbij is dat bij een architectenselectie registratie in het Architectenregister verplicht is maar dat dit niet geldt voor de stedenbouw en landschapsarchitectuur. Terwijl juist deze disciplines hard nodig zijn voor de grote transitieopgaven. Stel voor deze vakgebieden registratie dan ook verplicht.

Verlies als opdrachtgever en opdrachtnemer de waarde van ontwerpers niet uit het oog 

De laatste drie adviezen gaan vooral over het belang van netwerken. Zo wordt een oproep gedaan om het bouwmeestersnetwerk uit te breiden, om zo op lokaal niveau bij te dragen aan nieuwe oplossingsrichtingen en breed gedragen toekomstige verhalen. Een aansluitend pleidooi gaat over het investeren in de ontwerpers van de toekomst, onder andere via het stimuleren van samenwerking tussen verschillende onderwijs- en kennisinstellingen. En tot slot wordt het belang van internationale kennisuitwisseling benoemd.

Rode draad bij de adviezen is de zorg over de kwaliteit van onze leefomgeving. Dit raakt ons allemaal. Verlies als opdrachtgever en opdrachtnemer daarom de waarde van ontwerpers niet uit het oog. Tegelijkertijd is het belangrijk dat ontwerpers zich bewust zijn van de besluitvormingsprocessen in het huidige gepolariseerde politieke en maatschappelijke strijdtoneel.

Crisis (of niet)?!

AUTEUR Agnes Franzen

03 juni 2024 om 17:06, Leestijd ca. 4 minuten

Minder nadruk op duurzaamheid en rustig aan doen met de energietransitie; het zal even soelaas bieden om sommige opgaven voortvarender aan te kunnen pakkenen, maar uiteindelijk lopen die toch weer vast.

Crisis is een veelgebruikt woord in deze tijd. Recent schreef econoom Mathijs Bouman hierover in zijn column Het Raderwerk voor Financieel Dagblad een interessant stuk. Volgens hem zijn oplossingen lastig te vinden als ieder luxeprobleem een crisis is. 

Het woord schept het gevoel dat er geen tijd te verliezen is. Maar wat maakt dat er geen ruimte is voor nuance, bedachtzaamheid, extra onderzoek of bedenktijd. Volgens hem hebben de diverse crises te maken met schaarste juist doordat het goed gaat in ons land en past volgens hem enige nuancering. Om dit te illustreren stelt hij de vraag: hoe erg zou het tegendeel van de crises zijn? 

Stel: we hebben niet te weinig huizen maar juist te veel. De gevolgen hiervan kennen we uit de kredietcrisis in 2008. Wat we toen zagen waren snel dalende huizenprijzen, hypotheken die onderwater stonden en huiseigenaren en banken in financiële problemen. Andere voorbeelden van ‘tegencrisis’ die ook raken aan de woningbouwopgave zijn die van arbeidstekort naar hoge werkeloosheid. 

Te weinig capaciteit op het stroomnet als teken dat de energietransitie snel gaat versus overcapaciteit en mislukte elektrificatie met afhankelijkheid van gas en olie uit het buitenland.

Of de migratiecrisis tegenover niemand die hier wil werken terwijl de vergrijzing juist om extra handen vraagt. En de asielcrisis contra een onveilig Nederland waaruit juist ‘autochtone’ mensen willen vluchten. 

Volgens Bouman blijven over de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Hierbij kan hij zich geen ‘tegencrisis’ voorstellen die erger is dan de gevolgen van de snelle opwarming en het verlies aan natuur. Laten we met deze blik eens naar de ruimtelijke ordening kijken. 

Grote hindernissen om tot werkbare inhoudelijke plannen te komen (PBL) 

In 2022 heeft het Rijk een oproep gedaan aan provincies om samen met de rijksoverheid, gemeenten en waterschappen ruimtelijke voorstellen te doen voor een ‘nieuw nationaal omgevingsbeleid’. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) gevraagd in beeld te brengen hoe het hier nu mee staat. Eén van de conclusies uit die rapportage, vorige week gepresenteerd, is dat de hindernissen om tot werkbare inhoudelijke plannen te komen op dit moment (te) groot zijn. Dit speelt vooral bij woonwijken, waar de financiering van infrastructuur op het gebied van energie, drinkwater en groen tekortschiet. Dit belemmert de uitvoering en met een Bouman’s blik zijn dit nu juist de crisisvraagstukken die prioriteit zouden moeten krijgen.

Volgens hoofdonderzoeker bij het PBL Rienk Kuiper zouden Rijk en provincie voor de ruimtelijke opgaven waar we voor staan samen tot keuzes op hoofdpunten moeten komen. Hierbij is het belangrijk dat er verder wordt gekeken dan 2030 en dat in de plannen ruimte zit voor onzekerheden. Een boodschap die aansluit bij de oproep van Bouman om meer bedachtzaamheid. 

Verder gaat het volgens Kuiper, naast het maken van een inhoudelijke slag, om het anders (niet sectoraal) inzetten van financiering. Een leerzaam voorbeeld hiervoor zijn de in sommige provincies al lopende regionale investering agenda’s (RIA), waarbij wordt ingezet op het regionaal en integraal afwegen en organiseren van opgaven en bijbehorende financiering. 

Voor het nieuwe kabinet gaat betaalbaar wonen vóór duurzaamheid en vóór windmolens 

Een wezenlijke vraag is natuurlijk hoe het aankomende kabinet hier tegenaan kijkt. Voor hen gaat betaalbaar wonen vóór duurzaamheid en vóór windmolens. Ze zetten in op meer ruimte voor buitenstedelijk bouwen: meer grotere woonlocaties en er mag ‘overal een straatje erbij’, er komt meer ruimte voor woningen op eigen erf en permanent wonen in recreatieparken wordt toegestaan. 

Duurzaamheid is natuurlijk een breed begrip, maar kijken we naar de oorzaken voor vertraging die het PBL noemt kan de energietransitie wellicht wat langzamer maar voldoende drinkwater (schoon grond- en oppervlaktewater met zuinig gebruik) lijkt me toch een prioriteit evenals ‘groen’ voor een gezonde leefomgeving voor mens en dier. Denk aan hittestress, overlast en schade bij heftige regenbuien, en het besef dat biodiversiteit staat voor een gezond ecosysteem dat naast CO2 opvang ook gaat over beschikbaarheid van grondstoffen zoals voedsel, medicijnen en bouwmaterialen.

We moeten het woningtekort natuurlijk niet bagatelliseren, maar kijkend naar de analyse van Bouman zou de klimaat- en biodiversiteit minstens zo hoog op de agenda zouden moeten staan. Wat hierbij kan helpen, is mogelijke oplossingen zo concreet mogelijk te verwoorden en niet in het woord duurzaamheid te blijven hangen.

Politiek theater

Agnes Franzen

06 mei 2024 Leestijd ca. 4 minuten

De theaterpolitiek van Wilders zal niet zomaar verdwijnen, ook niet met de PVV in de regering, maar er zijn genoeg andere parlementariërs in de politieke arena om met een (media) weerwoord te komen. Laten zij zich richten op een toekomstbestendige economie met een bijpassende evenwichtige bevolkingssamenstelling.

Een nieuw kabinet komst steeds dichter bij. Op 15 mei presenteren de vier aankomende kabinetspartijen een hoofdlijnakkoord als basis voor een nieuw regeringsprogramma. Kijken we naar de afgelopen maanden dan is vooral Geert Wilders in het nieuws, zowel nationaal als internationaal. Zijn betogen sluiten aan bij de groei van radicaal rechts in heel Europa. Met de Europese verkiezingen van 6 tot 9 juni voor de deur is de verwachting dat een kwart van de stemmen naar deze partijen zal gaan. Partijen met steeds vaker verbaal en dreigend fysiek geweld.

De agenda van politiek rechts in Euopa is wel bekend … 

Hierbij zien we in Europa naast verschil in de mate en vorm van druk op onze democratie ook gedeelde agendapunten. Zoals het terugdringen van migratie, nationale soevereiniteit, veiligheid en orde (criminaliteit en terrorisme) en in sommige landen: gendergelijkheid, vrouwenrechten en LHBTI -rechten. Ook klimaatlast is een belangrijk punt voor deze partijen. Wat is terug te zien in scepticisme tegenover de wetenschap van klimaatverandering, de gedachte dat aandacht voor klimaatkosten schadelijk is voor de economie en bepaalde sectoren, zoals industrie en landbouw. Het leidt tot passend verzet tegen internationale klimaatakkoorden. 

Vorig jaar adviseerde de Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050 om voor behoud van brede welvaart in ons land actief demografisch beleid te voeren. Een gematigde bevolkingsgroei tot maximaal 19 tot 20 miljoen inwoners in 2050 (nu bijna 18 miljoen) zou wenselijk zijn. 

Goed om te weten dat sinds 2015 de bevolkingsgroei in Nederland vooral uit migranten bestaat. En dat in 2026 het EU-pact voor migratie (gedwongen of vrijwillig) en asiel (internationale bescherming) in werking gaat. Het pact richt zich op het zorgen voor een evenwicht tussen type aanvragen en de migratiedruk op landen. Tegelijk staat in het pact dat het belangrijk is om hooggekwalificeerde talenten aan te trekken. 

Asiel- en migratie staan met stip op 1 in de kabinetsformatie, en ook wordt er gesteggeld over de klimaatopgave. Kijken we naar migratie van buiten de EU, dan komen, naast asielvluchtelingen er de afgelopen tien jaar meer kennismigranten vooral uit India, China en Turkije naar Nederland. Maar de grootste groep betreft de arbeidsmigranten vanuit de EU, grotendeels werkzaam in de vleesindustrie, transport en glastuinbouw. Het aankomend kabinet wil het totaal aan migranten fors laten dalen. Kijkend naar de verdeling van aantallen en de klimaattransitie zou dit dus niet alleen moeten gaan over het beperken van groei van buiten Europa, maar ook over de beroepen van de EU-arbeidsmigranten.

We zien in Europa dat radicaal rechtse partijen vasthouden aan traditionele industrie en landbouw. In Nederland zien we dit onder druk van EU-wetgeving al een andere kant op bewegen. Zo neemt het aantal melkveebedrijven af en wordt vervuilende industrie aangepakt. Over de vleessector is het nog relatief stil. Dit terwijl het vlees uit de varkenssector grotendeels binnen Europa wordt geëxporteerd en het aantal arbeidsmigranten in deze sector de afgelopen tien jaar fors is gegroeid. Nergens in Europa leven zoveel varkens per m2 (0,7 varkens per inwoner) als in Nederland. Verder hebben we de glastuinbouw en logistieke sectoren (fors ruimtebeslag en klimaatdruk) waar ook veel arbeidsmigranten werken. 

… maar we hebben meer behoefte aan een toekomstbestendige economie met een bijpassende evenwichtige bevolkingssamenstelling 

De theaterpolitiek van Wilders zal niet zomaar verdwijnen, maar er zijn genoeg andere parlementariërs in de politieke arena om met een (media) weerwoord te komen. Laten zij zich richten op een toekomstbestendige economie met een bijpassende evenwichtige bevolkingssamenstelling. Dit vanuit het bewustzijn dat door vergrijzing (arbeids-) migranten hard nodig zijn in publieke diensten zoals zorg, onderwijs en openbaar vervoer. 

Naast (taal-) onderwijs, gaat dit ook over spanning op de woningmarkt. En over de deels nog politiek gevoelige erkenning dat arbeidsmigranten soms zelf gebaat zijn bij terugkeer naar hun eigen- of een ander (veilig) Europees land met een beter passende beroepsvraag en inkomen (drie op de vijf dakloos). 

Tot slot, zet als antwoord in op termen als ‘klimaatlast’, in het belang van gezondheid en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en het hiermee samenhangende dreigende drinkwatertekort. Ofwel op gemeenschappelijke publieke waarden en zaken die alle burgers raken, om zo ook het vertrouwen in de overheid te herstellen.

Oké, water en bodem sturend – maar niet altijd en overal

Agnes Franzen 19 april 2024 4 minuten

Het is de nieuwste afkorting in gebiedontwikkelingsland: Wabos. Oftewel Water en bodem sturend. ROm-columnist Agnes Franzen gaat een eind mee in het huldigen van dit nieuwe principe maar waarschuwt ook: laat het niet (te) dominant worden.

Nederland heeft een rijke traditie in de omgang met water. Met duinen, dijken, de Deltawerken en diverse polders voor landaanwinning. Waarbij de Beemsterpolder en de Hollandse Waterlinie zelfs de Unesco werelderfgoedstatus hebben – en terecht. Ook nu staan we voor vragen hoe met het water om te gaan. Zo heeft het kabinet eind 2022 besloten dat water en bodem sturend moeten zijn bij de beslissingen over de inrichting van ons land. Maar wat betekent dit nu eigenlijk en is dit overal nodig?

Het zout dringt binnen

Als eerste de zeespiegel. Van 1900 tot 2020 is onze zeespiegel met 25 centimeter gestegen, mede door bodemdaling. Als gevolg van de klimaatverandering gaat de stijging de komende eeuw veel sneller. Zo is de verwachting van het KNMI dat de zeespiegel tot 2050 met 30 tot 110 centimeter zal stijgen. Dit kan tot 2100, gegeven diverse onzekerheden, oplopen tot 2 meter. De dijken zouden erop berekend moeten zijn volgens recente analyses, maar spannend wordt het allemaal wel voor de komende generaties.

Wateroverlast in Maastricht door Kim Willems (bron: Shutterstock)

‘Wateroverlast in Maastricht’ door Kim Willems (bron: Shutterstock)


De twee belangrijkste factoren zijn de opwarming van het zeewater en het smelten van landijs op Antarctica. Dit laatste wordt vooral verwacht na 2050. Wat we nu al merken, is dat zout water dieper landinwaarts komt (zoute kwel) met een negatief effect op onze duinen, kwelders en natuurlijke habitats. Verder vragen stranden om extra zand, moeten dijken worden verhoogd en verbreed en wordt de Oosterscheldekering vervangen.

Dan ons rivierenlandschap. Door het buiten de oevers treden van de Maas in 1993 en 1995 bracht de combinatie van hoge waterstand en hevige regenval in de zomer van 2021 grote schade toe aan woningen en winkels in het stroomgebied.

Laat water en bodem sturend zijn bij ruimtelijke keuzes in ‘gevoelige’ gebieden

En na de storm Ciarán van vorig jaar november, met alle sluizen dicht en water tot aan de ramen in de Amsterdamse Houthavens, zagen we rond de afgelopen jaarwisseling in heel Nederland overstromingen door de harde wind uit het westen en noordwesten en forse regenbuien. Beeldbepalend waren het doorbreken van een dam in Maastricht en kades met zandzakken in diverse steden en dorpen langs het Markermeer. Ook overstroomden diverse buitendijkse gebieden.

Nieuwe kaart

Als antwoord hierop gaan we de dijk langs het IJsselmeer en het Markeermeer nog verder verzwaren. Verder liggen er nieuwe programma’s vergelijkbaar met Ruimte voor de Rivier in het verschiet, gericht op het verbeteren van veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid voor 4 miljoen Nederlanders. Ook kwam het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laatst met een nieuwe kaart waarop de “bebouwbaarheid” van Nederland wordt aangegeven, in verschillende gradaties. Op sommige plekken wordt nieuwbouw echt afgeraden, het is iets waar gebiedsontwikkelaars rekening mee moeten gaan houden.


Gecombineerde sturingskaart door Ministerie van I&W (bron: Ministerie van I&W)

‘Gecombineerde sturingskaart’ door Ministerie van I&W (bron: Ministerie van I&W)


Naast bovenstaande ontwikkelingen uiten drinkwaterbedrijven hun zorgen over onvoldoende drinkwater. Dit als gevolg van de vaker voorkomende langdurige droge periodes, vervuiling door meststoffen, zware metalen en bestrijdingsmiddelen en resten van medicijnen. Ook de verzilting vanuit de kust die steeds verder ons land in komt, heeft negatieve gevolgen voor onze zoetwatervoorziening. Water dat ook essentieel is voor natuur- en landbouwgebieden.

Veel kennis

Een andere oorzaak voor een dreigend drinkwatertekort is de bevolkingsgroei met benodigde levering voor nieuwe woningen. Dit naast een algemeen toenemend watergebruik. Drinkwaterbedrijven hebben hierbij te maken met een terughoudende overheid voor het leveren van vergunningen, voor meer capaciteit, benodigde infrastructuur en aanpak van financieringstekorten.

Passend bij bovenstaande uitdagingen hebben we, naast onze waterschappen stammend uit de dertiende eeuw en daarmee de oudste bestuurslaag van ons land, sinds 2009 een Deltacommissaris en een Deltaprogramma. In 2012 zijn die vastgelegd in de Deltawet. Verder hebben we een kennisinstituut als Deltares en een speciaal gezant voor internationale waterzaken.

Werk ook aan projecten waar water en bodem niet dominant hoeven te zijn

Aan kennis en organisaties dus geen gebrek. Maar we lopen, net als bij veel andere opgaven, aan tegen (wettelijke) grenzen en botsende belangen. Laat water en bodem daarom sturend zijn bij de vergunningverlening voor vervuilende industrie en landbouw (glastuinbouw is een van de grootste waterverbruikers). En bij het bufferen van water voor natuurbeheerders en drinkwaterbedrijven. Maar werk ook aan projecten waar ze juist niet dominant hoeven te zijn.

Leerzame voorbeelden hiervoor zijn adaptief (verplaatsbaar) bouwen, terpdorpen zoals (historisch) Allingawier in een Fries veenweidegebied, projecten zoals Haverleij in Den Bosch en Vogelenzang in Rhenen (wonen en natuur), het getrapte Dakpark in Rotterdam (met parkeren en een woonboulevard), Kustwerk Katwijk (combinatie parkeren en heringericht duingebied) of bijvoorbeeld de dijk-in-boulevard-oplossing in Scheveningen. Interessant is ook de oplossing van het drijvend wonen, eveneens ontwikkeld voor het veenweidegebied maar dan in het Groene Hart. Met deze en andere nieuwe innovatieve voorbeelden zetten we onze waterrijke cultuur voort en gaat de bouw, na de stikstof-rem in ons land niet verder op slot. Dit met het besef dat de strijd om water nog maar net is begonnen.


Deze column verscheen eerder in ROmagazine.

Welkom in de risicomaatschappij

We leven in een risicomaatschappij wet grote onzekerheden. Burgers zullen meer verantwoordelijkheid moeten krijgen en burgers moeten, net als bedrijven, meer verantwoordelijkheid nemen. De politieke wil om anders met burgers om te gaan, mag er te zijn, maar op tijd echt luisteren, oog hebben voor verschillende waarden en indien nodig of gewenst de dialoog aangaan, dat is toch van een andere orde.

In de jaren tachtig introduceerde de Duitse hoogleraar sociologie Ulrich Beck het begrip risicomaatschappij. Het verwijst naar een samenleving waarin onzekerheid en angst onder burgers over risico’s en bedreigingen een steeds grotere rol spelen. Ook voor bedrijven is dit actueel. KPMG brengt jaarlijks in beeld wat CEO’s over de hele wereld zien als de grootste risico’s voor hun bedrijven. Geopolitieke onzekerheden staan voor hen met stip op nummer één. Gevolgd door operationele problemen en op drie de ontwrichtende en opkomende technologieën. 

Deze risico’s zijn ook te vertalen naar de ruimtelijke ordening. Zo zorgen de groei aan geopolitieke conflicten met cyberaanvallen en de dreiging van het gebruik van nucleaire wapens en terrorisme ervoor dat het aantal militaire voorzieningen wordt uitgebreid en de openbare ruimte soms als onveilig kan worden ervaren. Operationele problemen kennen we ook, zoals maatschappelijke onrust bij conflicterende ruimteclaims, bij onvoldoende betaalbare huisvesting, klimaatonzekerheden (natuurrampen, zeespiegelstijging en extreem weer), toenemende energietekorten door een gebrek aan stroomnetten, en natuurlijk de stikstofrem. 

Vanuit de technologiehoek zien we de groeispurt van AI met de benodigde datacentra die ruimte, stroom en water slurpen. Ook is sprake van verschillen in de samenleving in relatie tot technologische expertise en de toegang hiertoe, alsmede de macht van sociale media met influencers en fake news.

We leven in een tijd van tegenstellingen, conflicten en een laag vertrouwen in de politiek 

Volgens Beck kunnen traditionele instituties niet altijd adequaat reageren op de risico’s en hun gevolgen. De gevoelens van onveiligheid maken volgens hem dat burgers bereid zijn om een deel van hun vrijheid op te geven. Dit is terug te zien in de groei in Europa van populistische partijen, waar ‘het volk’ tegenover ‘de gevestigde elite’ wordt gezet. Mede gebaseerd op een identiteitspolitiek waarbij vanuit een bepaalde sociale identiteit geprotesteerd wordt tegen een onrechtvaardige behandeling. “Woke” is hierbij een belangrijk (container)begrip dat uit de Verenigde Staten komt en zich oorspronkelijk richtte op het bewustzijn van sociale privileges van anderen met een streven naar veranderingen in structuren die (culturele) ongelijkheid in stand houden. Dit handelen vanuit een ‘eigen’ groep is steeds vaker zichtbaar. De vraag om erkenning en gevoelens van inperking van vrijheid en bestaanszekerheid spelen hierbij een belangrijke rol.

Bovenstaande ontwikkelingen dragen eraan bij dat we leven in een tijd van tegenstellingen, conflicten en een laag vertrouwen in de politiek (25 procent volgens CBS cijfers). Het onderlinge vertrouwen tussen burgers ligt met 66 procent gelukkig een stuk hoger. Wat hierbij belangrijk is om te weten, is dat een groeiende sociale ongelijkheid een belangrijke vertrouwensfactor is. Dit zien we terug in SCP-onderzoek waaruit blijkt dat praktische opgeleide mensen minder vertrouwen hebben in de politiek en in elkaar. Uit de Edelman Trust Barometer blijkt verder dat het vertrouwen in de media en de wetenschap respectievelijk op 49 en 77 procent ligt. 

Een meer reflexieve en verantwoordelijke samenleving als antwoord op de onzekerheden 

Alles overziend ligt er in de dialoog tussen (groepen) burgers onderling voor onze ruimtelijke opgaven een belangrijke sleutel om tot zo breed mogelijk gedragen oplossingen te komen. Beck pleit voor een meer reflexieve en verantwoordelijke samenleving als antwoord op de onzekerheden. Burgers voelen zich nu niet altijd gehoord door gebrekkige informatie en onduidelijke inspraakprocedures. Ze voelen zich niet serieus genomen worden bij de besluitvorming en er is een gebrek aan transparantie. 

Burgerparticipatie, zoals de Omgevingswet die verplicht stelt in welke vorm dan ook, kan een begin zijn van herstel van onderling vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid. Op gebiedsniveau zijn hier al diverse leerzame voorbeelden van. Voor de interactie tussen lokale, regionale en nationale opgaven zijn ook andere vormen nodig, zoals (digitale) burgerdialogen en burgerfora. 

Een beroep doen op de ‘volkswil’ is te gemakkelijk en onvoldoende 

We leven dus meer en meer in een risicomaatschappij waar op diverse gebieden (geopolitiek, operationeel en technologisch) sprake is van grote onzekerheden. Burgers zullen meer verantwoordelijkheid moeten krijgen en burgers moeten, net als bedrijven, meer verantwoordelijkheid nemen. Speciale aandacht behoeven de burgers die hier (nog) niet toe in staat zijn. 

De politiek heeft hier een grote verantwoordelijkheid en zal impopulaire maatregelen moeten nemen. Een beroep doen op de ‘volkswil’ is te gemakkelijk en onvoldoende. De politieke wil om anders met burgers om te gaan, mag er te zijn, maar op tijd echt luisteren, oog hebben voor verschillende waarden en indien nodig of gewenst de dialoog aangaan, dat is toch van een andere orde. Of het nieuwe programkabinet hiermee daadwerkelijk aan te slag gaat, of hiertoe in staat is, moet nog maar blijken. 

https://romagazine.nl/artikel/28323/welkom-in-de-risicomaatschappij

Morgen gezond weer op

In Nederland zijn de zorgkosten de afgelopen 10 jaar met ruim 35 procent gestegen en de verwachting is dat deze groei, zonder ingrepen, de komende jaren exponentieel doorzet. In het Integraal Zorgakkoord (2022) is voor het eerst afgesproken dat het zorgsysteem meer moet worden ingericht op gezondheid dan op ziekte. 

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is natuur de grootste bron voor onze gezondheid en welzijn. En uit onderzoek van KPMG blijkt dat het ook financieel loont om meer in stedelijk groen te investeren. Dit onderzoek, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken maakt inzichtelijk dat 10 procent meer groen in de woonomgeving een besparing oplevert van 400 miljoen euro op de kosten van zorg en ziekteverzuim.

Groene en minder groene steden 

Nederland heeft veel natuurgebieden en landschappen die vrij toegankelijk zijn voor wandelaars en fietsers. Maar de hoeveelheden natuur, water en recreatieterreinen liggen niet voor iedereen om de hoek van hun woning of werkplek. Ook zien we grote verschillen tussen gemeenten wat betreft de hoeveelheid m2 groen in de bebouwde kom. Volgens onderzoek van Natuur & Milieu zijn Emmen, Almere en de Haarlemmermeer de groenste steden, met gemiddeld meer dan 100 m2 per woning. 

Klimaateffectatlas: 75 procent groen in elke gemeente

Maar we hebben ook versteende steden zoals Haarlem, Westland, Amsterdam, Delft en Tilburg met gemiddeld 25 m2 per woning. Als antwoord hierop staat in de Klimaateffectatlas, een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de taakstelling van 75 procent groen in elke gemeente. Dat is niet alleen van belang voor verbeteren van de leefomgeving, maar ook om de gevolgen van hitte, wateroverlast en droogte te verminderen. 

Grootste opgave voor Zuid-Holland 

De grootste uitdaging voor voldoende groen in de woonomgeving ligt misschien wel in Zuid-Holland met de meest omvangrijke woningbouwopgave: circa 235.000 nieuwe woningen voor 2030. Ook voor de Spreidingswet staat Zuid-Holland op één met de opgave van 18.000 extra opvangplekken. 

In haar plannen kijkt deze provincie naar een optimaal gebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen en bouwt ze binnen- en buitenstedelijk. Verder werkt ze aan behoud en de versterking van natuur- en landschapswaarden, de biodiversiteit en klimaatbestendigheid. Ook wordt gesproken over de aanleg van groene daken, gevels, parken en tuinen. Kortom de ambitie om te investeren in voldoende vierkante meters groen is volop aanwezig. Maar de provincie en haar gemeenten hebben te maken met een weerbarstige werkelijkheid. Het gaat niet alleen om nieuwe wijken, maar ook over verdichtingslocaties en bestaande (versteende) wijken. 

Gezond gedrag stimuleren

Naast behoud en het investeren in extra groen is een belangrijke onderliggende vraag hoe mensen gestimuleerd kunnen worden tot gezond gedrag. Basis hiervoor is een groene openbare ruimte die (kortstondige) ontmoeting en beweging stimuleert; met een mix aan functies, ontmoetingsruimten, fiets- en wandelpaden. sport en speelvoorzieningen. Het is ook een sociale opgave die zich verder in de tijd uitstrekt.

Interessant voor dit vraagstuk is het recent uitgekomen promotieonderzoek van Celine Janssen met als titel: Developing places for human capabilities. Sociale duurzaamheid gaat over wat waardevol en rechtvaardig is. Hierbij benadrukt ze dat er geen eenduidige operationele definitie van sociale duurzaamheid bestaat, maar dat het eerder een verzameling van waarden, principes en indicatoren is. Ze heeft zich daarom gericht op het begrijpen van de mechanismen en processen die bijdragen aan het creëren van leefomgevingen die de menselijke capaciteiten ontwikkelen, zoals het bevorderen van sociale interactie en het versterken van gemeenschapszin. Vanwege individuele verschillen is hierbij volgens haar maatwerk nodig om bewoners meer regie te geven over hun eigen welzijn.

Dit onderzoek naar sociale duurzaamheid biedt inzichten die gebruikt kunnen worden voor vormen van organisatie en werkwijzen om gezond gedrag in verschillende type wijken te stimuleren. Hierbij kunnen we ook leren van de principes die wooncoöperaties hanteren. Denk aan zeggenschap over de woonomgeving, collectieve voorzieningen en (gedeeltelijk) zelfbeheer. Dit alles in een bijpassende, tot beweging uitnodigende, groene omgeving onder het motto: morgen gezond weer op.


https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/groen-en-gezond-in-de-stad-oftewel-inzetten-op-sociale-duurzaamheid/

Deze column verscheen eerder in ROmagazine.

Perspectief met boeren

Niet alleen in Nederland hebben we boerenprotesten, maar recent ook in Duitsland en eerder al in België en Frankrijk. We zien dit vooral in de melkveesector vanwege milieuregels, minder subsidies, stijgende kosten en inkomensverlies. Het meest recent zijn de aangescherpte mestnormen, die in Nederland in meer regio’s gaan gelden en de kosten verder opjagen. Dit alles tezamen schept geen florissant toekomstbeeld voor het Nederlandse landschap met weidekoeien. We staan voor een forse transitieopgave, met de huidige mondiale onrust en de effecten hiervan op de voedselmarkt.

In 2019 hielden Louise Fresco en Cees Veerman, twee invloedrijke personen in de landbouwsector, een pleidooi voor een agrarische hoofdstructuur (AHS) met een omvang van 500.000 hectare plus een miljoen hectare voor gemengd gebruik, zo schatte oud-hoogleraar Rudy Rabbinge in. Hierop is voortgeborduurd door Joks Janssen (praktijkhoogleraar ‘Brede welvaart in de regio’). Volgens hem is het belangrijk dat de AHS wordt voorzien van een ruime groenblauwe jas, die de natuur (klimaat) robuuster maakt. Ook geeft hij aan dat deze aanpak vraagt om een actieve grondpolitiek, innovatie in de sector en het betrekken van deze veelal familiebedrijven. 

Hoge temperaturen leiden in de zomer tot minder eetlust en zo tot lagere melkproductie en een slechtere gezondheid van melkvee.

Een belangrijke vraag bij deze voorgestelde aanpak is hoe tot haalbare oplossingen te komen, zowel op bedrijfsniveau als voor de maatschappelijke beloning voor de diensten die ze leveren.

Uitstoot van stikstof (als veroorzaker van lokale milieuproblemen) speelt hierbij een belangrijke rol. Binnen de EU heeft Nederland de hoogste uitstoot per hectare. De landbouw zorgt voor de grootste uitstoot, met de melkveehouderij met 67 procent aan kop. Tegelijk draagt de fossiele industrie bij aan de grootste CO2-uitstoot (opwarming aarde), waar Duitsland en Frankrijk binnen Europa koplopers in zijn. In Nederland zien we concentraties in de regio’s Rijnmond, Amsterdam en Sittard-Geleen.

Hoge temperaturen leiden in de zomer tot minder eetlust en zo tot lagere melkproductie en een slechtere gezondheid van melkvee. Het zorgt ook voor verzilting van bodem en water waardoor de kwaliteit van het gras en water afneemt. En wat we met de blauwtongvirus-uitbraak zagen, geeft dit een hogere kans op (infectie)ziektes en parasieten.

Twee perspectieven

Dit alles raakt de 15.000 melkveehouders met gemiddeld 75 koeien per bedrijf. Het ruimtebeslag van deze bedrijven is circa 1 miljoen hectare en in bezit van boeren en pachters (45 procent). De verwachting van Wageningen University en Research (WUR) is dat het aantal bedrijven fors gaat dalen, als gevolg van vergrijzing, gebrek aan opvolging, financiële druk en milieuregels. Maar dat de schaalgrootte van bedrijven en het aantal koeien blijft groeien (gemiddeld 139 in 2030). 

WUR schetst voor 2050 twee perspectieven: een economische sterke productiegerichte aanpak met technologische maatregelen voor klimaat- en milieudoelen en een natuurinclusieve bedrijfsvorm waarin het verlagen van de milieudruk en het integreren van natuur en landschap centraal staat die een lagere voedselzekerheid biedt. 

Hoeveel en welk type landbouwareaal willen en moeten we verkleinen in relatie tot de klimaatrisico’s, groenblauwe jassen, benodigde woningen en de energietransitie?

Terug naar het idee van een AHS. Hiervoor worden de provincies Flevoland, Groningen en Zeeland genoemd. Kijken we echter naar de huidige ligging en diversiteit in type (melkvee-) bedrijven en de uitdagingen waar ze voor staan, dan zie je ook in schaal een verdeling over meer provincies. 

Regionaal maatwerk

Gegeven de huidige weerstand onder boeren en de wens om sneller voortgang te boeken en functiecombinaties te maken, is vooral meer regionaal maatwerk nodig, dicht bij de mensen. Klimaatrisico’s, zoals kans op natuurbranden, waterlast en overstromingen en risico’s op droogte zijn hiervoor belangrijke richtsnoeren. Evenals tijd en ruimte voor voldoende lokale betrokkenheid bij het maken van lastige keuzes dicht bij huis. Hoeveel en welk type landbouwareaal willen en moeten we verkleinen in relatie tot de klimaatrisico’s, groenblauwe jassen, benodigde woningen en de energietransitie? Met het verlengen van de stikstofmaatregelen voor uitkoop van piekbelastende boerenbedrijven tot eind 2024 gaf de minister in ieder geval iets meer tijd voor dit soort lastige afwegingen.

Vanuit het perspectief ‘met de boer’ staan de politiek en betrokken maatschappelijke organisaties en bedrijven voor grote uitdagingen waarin ook technologische ontwikkelingen een rol spelen. In Nederland is kaas een belangrijk exportproduct en we zijn een land met een hoge zuivelconsumptie (97 procent). Bacteriële eiwitten (en vleesvervangers), die ons milieu minder belasten, staan nog in de kinderschoenen. Maar als land van kennisexport verdient ook dit aandacht in een toekomstbestendig verhaal.


https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/verkleining-van-het-landbouwareaal-de-agrarische-hoofdstructuur-helpt-wellicht/

Dit artikel verscheen eerder op Romagazine.