Welkom in de risicomaatschappij

We leven in een risicomaatschappij wet grote onzekerheden. Burgers zullen meer verantwoordelijkheid moeten krijgen en burgers moeten, net als bedrijven, meer verantwoordelijkheid nemen. De politieke wil om anders met burgers om te gaan, mag er te zijn, maar op tijd echt luisteren, oog hebben voor verschillende waarden en indien nodig of gewenst de dialoog aangaan, dat is toch van een andere orde.

In de jaren tachtig introduceerde de Duitse hoogleraar sociologie Ulrich Beck het begrip risicomaatschappij. Het verwijst naar een samenleving waarin onzekerheid en angst onder burgers over risico’s en bedreigingen een steeds grotere rol spelen. Ook voor bedrijven is dit actueel. KPMG brengt jaarlijks in beeld wat CEO’s over de hele wereld zien als de grootste risico’s voor hun bedrijven. Geopolitieke onzekerheden staan voor hen met stip op nummer één. Gevolgd door operationele problemen en op drie de ontwrichtende en opkomende technologieën. 

Deze risico’s zijn ook te vertalen naar de ruimtelijke ordening. Zo zorgen de groei aan geopolitieke conflicten met cyberaanvallen en de dreiging van het gebruik van nucleaire wapens en terrorisme ervoor dat het aantal militaire voorzieningen wordt uitgebreid en de openbare ruimte soms als onveilig kan worden ervaren. Operationele problemen kennen we ook, zoals maatschappelijke onrust bij conflicterende ruimteclaims, bij onvoldoende betaalbare huisvesting, klimaatonzekerheden (natuurrampen, zeespiegelstijging en extreem weer), toenemende energietekorten door een gebrek aan stroomnetten, en natuurlijk de stikstofrem. 

Vanuit de technologiehoek zien we de groeispurt van AI met de benodigde datacentra die ruimte, stroom en water slurpen. Ook is sprake van verschillen in de samenleving in relatie tot technologische expertise en de toegang hiertoe, alsmede de macht van sociale media met influencers en fake news.

We leven in een tijd van tegenstellingen, conflicten en een laag vertrouwen in de politiek 

Volgens Beck kunnen traditionele instituties niet altijd adequaat reageren op de risico’s en hun gevolgen. De gevoelens van onveiligheid maken volgens hem dat burgers bereid zijn om een deel van hun vrijheid op te geven. Dit is terug te zien in de groei in Europa van populistische partijen, waar ‘het volk’ tegenover ‘de gevestigde elite’ wordt gezet. Mede gebaseerd op een identiteitspolitiek waarbij vanuit een bepaalde sociale identiteit geprotesteerd wordt tegen een onrechtvaardige behandeling. “Woke” is hierbij een belangrijk (container)begrip dat uit de Verenigde Staten komt en zich oorspronkelijk richtte op het bewustzijn van sociale privileges van anderen met een streven naar veranderingen in structuren die (culturele) ongelijkheid in stand houden. Dit handelen vanuit een ‘eigen’ groep is steeds vaker zichtbaar. De vraag om erkenning en gevoelens van inperking van vrijheid en bestaanszekerheid spelen hierbij een belangrijke rol.

Bovenstaande ontwikkelingen dragen eraan bij dat we leven in een tijd van tegenstellingen, conflicten en een laag vertrouwen in de politiek (25 procent volgens CBS cijfers). Het onderlinge vertrouwen tussen burgers ligt met 66 procent gelukkig een stuk hoger. Wat hierbij belangrijk is om te weten, is dat een groeiende sociale ongelijkheid een belangrijke vertrouwensfactor is. Dit zien we terug in SCP-onderzoek waaruit blijkt dat praktische opgeleide mensen minder vertrouwen hebben in de politiek en in elkaar. Uit de Edelman Trust Barometer blijkt verder dat het vertrouwen in de media en de wetenschap respectievelijk op 49 en 77 procent ligt. 

Een meer reflexieve en verantwoordelijke samenleving als antwoord op de onzekerheden 

Alles overziend ligt er in de dialoog tussen (groepen) burgers onderling voor onze ruimtelijke opgaven een belangrijke sleutel om tot zo breed mogelijk gedragen oplossingen te komen. Beck pleit voor een meer reflexieve en verantwoordelijke samenleving als antwoord op de onzekerheden. Burgers voelen zich nu niet altijd gehoord door gebrekkige informatie en onduidelijke inspraakprocedures. Ze voelen zich niet serieus genomen worden bij de besluitvorming en er is een gebrek aan transparantie. 

Burgerparticipatie, zoals de Omgevingswet die verplicht stelt in welke vorm dan ook, kan een begin zijn van herstel van onderling vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid. Op gebiedsniveau zijn hier al diverse leerzame voorbeelden van. Voor de interactie tussen lokale, regionale en nationale opgaven zijn ook andere vormen nodig, zoals (digitale) burgerdialogen en burgerfora. 

Een beroep doen op de ‘volkswil’ is te gemakkelijk en onvoldoende 

We leven dus meer en meer in een risicomaatschappij waar op diverse gebieden (geopolitiek, operationeel en technologisch) sprake is van grote onzekerheden. Burgers zullen meer verantwoordelijkheid moeten krijgen en burgers moeten, net als bedrijven, meer verantwoordelijkheid nemen. Speciale aandacht behoeven de burgers die hier (nog) niet toe in staat zijn. 

De politiek heeft hier een grote verantwoordelijkheid en zal impopulaire maatregelen moeten nemen. Een beroep doen op de ‘volkswil’ is te gemakkelijk en onvoldoende. De politieke wil om anders met burgers om te gaan, mag er te zijn, maar op tijd echt luisteren, oog hebben voor verschillende waarden en indien nodig of gewenst de dialoog aangaan, dat is toch van een andere orde. Of het nieuwe programkabinet hiermee daadwerkelijk aan te slag gaat, of hiertoe in staat is, moet nog maar blijken. 

https://romagazine.nl/artikel/28323/welkom-in-de-risicomaatschappij

Morgen gezond weer op

In Nederland zijn de zorgkosten de afgelopen 10 jaar met ruim 35 procent gestegen en de verwachting is dat deze groei, zonder ingrepen, de komende jaren exponentieel doorzet. In het Integraal Zorgakkoord (2022) is voor het eerst afgesproken dat het zorgsysteem meer moet worden ingericht op gezondheid dan op ziekte. 

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is natuur de grootste bron voor onze gezondheid en welzijn. En uit onderzoek van KPMG blijkt dat het ook financieel loont om meer in stedelijk groen te investeren. Dit onderzoek, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken maakt inzichtelijk dat 10 procent meer groen in de woonomgeving een besparing oplevert van 400 miljoen euro op de kosten van zorg en ziekteverzuim.

Groene en minder groene steden 

Nederland heeft veel natuurgebieden en landschappen die vrij toegankelijk zijn voor wandelaars en fietsers. Maar de hoeveelheden natuur, water en recreatieterreinen liggen niet voor iedereen om de hoek van hun woning of werkplek. Ook zien we grote verschillen tussen gemeenten wat betreft de hoeveelheid m2 groen in de bebouwde kom. Volgens onderzoek van Natuur & Milieu zijn Emmen, Almere en de Haarlemmermeer de groenste steden, met gemiddeld meer dan 100 m2 per woning. 

Klimaateffectatlas: 75 procent groen in elke gemeente

Maar we hebben ook versteende steden zoals Haarlem, Westland, Amsterdam, Delft en Tilburg met gemiddeld 25 m2 per woning. Als antwoord hierop staat in de Klimaateffectatlas, een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de taakstelling van 75 procent groen in elke gemeente. Dat is niet alleen van belang voor verbeteren van de leefomgeving, maar ook om de gevolgen van hitte, wateroverlast en droogte te verminderen. 

Grootste opgave voor Zuid-Holland 

De grootste uitdaging voor voldoende groen in de woonomgeving ligt misschien wel in Zuid-Holland met de meest omvangrijke woningbouwopgave: circa 235.000 nieuwe woningen voor 2030. Ook voor de Spreidingswet staat Zuid-Holland op één met de opgave van 18.000 extra opvangplekken. 

In haar plannen kijkt deze provincie naar een optimaal gebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen en bouwt ze binnen- en buitenstedelijk. Verder werkt ze aan behoud en de versterking van natuur- en landschapswaarden, de biodiversiteit en klimaatbestendigheid. Ook wordt gesproken over de aanleg van groene daken, gevels, parken en tuinen. Kortom de ambitie om te investeren in voldoende vierkante meters groen is volop aanwezig. Maar de provincie en haar gemeenten hebben te maken met een weerbarstige werkelijkheid. Het gaat niet alleen om nieuwe wijken, maar ook over verdichtingslocaties en bestaande (versteende) wijken. 

Gezond gedrag stimuleren

Naast behoud en het investeren in extra groen is een belangrijke onderliggende vraag hoe mensen gestimuleerd kunnen worden tot gezond gedrag. Basis hiervoor is een groene openbare ruimte die (kortstondige) ontmoeting en beweging stimuleert; met een mix aan functies, ontmoetingsruimten, fiets- en wandelpaden. sport en speelvoorzieningen. Het is ook een sociale opgave die zich verder in de tijd uitstrekt.

Interessant voor dit vraagstuk is het recent uitgekomen promotieonderzoek van Celine Janssen met als titel: Developing places for human capabilities. Sociale duurzaamheid gaat over wat waardevol en rechtvaardig is. Hierbij benadrukt ze dat er geen eenduidige operationele definitie van sociale duurzaamheid bestaat, maar dat het eerder een verzameling van waarden, principes en indicatoren is. Ze heeft zich daarom gericht op het begrijpen van de mechanismen en processen die bijdragen aan het creëren van leefomgevingen die de menselijke capaciteiten ontwikkelen, zoals het bevorderen van sociale interactie en het versterken van gemeenschapszin. Vanwege individuele verschillen is hierbij volgens haar maatwerk nodig om bewoners meer regie te geven over hun eigen welzijn.

Dit onderzoek naar sociale duurzaamheid biedt inzichten die gebruikt kunnen worden voor vormen van organisatie en werkwijzen om gezond gedrag in verschillende type wijken te stimuleren. Hierbij kunnen we ook leren van de principes die wooncoöperaties hanteren. Denk aan zeggenschap over de woonomgeving, collectieve voorzieningen en (gedeeltelijk) zelfbeheer. Dit alles in een bijpassende, tot beweging uitnodigende, groene omgeving onder het motto: morgen gezond weer op.


https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/groen-en-gezond-in-de-stad-oftewel-inzetten-op-sociale-duurzaamheid/

Deze column verscheen eerder in ROmagazine.

Perspectief met boeren

Niet alleen in Nederland hebben we boerenprotesten, maar recent ook in Duitsland en eerder al in België en Frankrijk. We zien dit vooral in de melkveesector vanwege milieuregels, minder subsidies, stijgende kosten en inkomensverlies. Het meest recent zijn de aangescherpte mestnormen, die in Nederland in meer regio’s gaan gelden en de kosten verder opjagen. Dit alles tezamen schept geen florissant toekomstbeeld voor het Nederlandse landschap met weidekoeien. We staan voor een forse transitieopgave, met de huidige mondiale onrust en de effecten hiervan op de voedselmarkt.

In 2019 hielden Louise Fresco en Cees Veerman, twee invloedrijke personen in de landbouwsector, een pleidooi voor een agrarische hoofdstructuur (AHS) met een omvang van 500.000 hectare plus een miljoen hectare voor gemengd gebruik, zo schatte oud-hoogleraar Rudy Rabbinge in. Hierop is voortgeborduurd door Joks Janssen (praktijkhoogleraar ‘Brede welvaart in de regio’). Volgens hem is het belangrijk dat de AHS wordt voorzien van een ruime groenblauwe jas, die de natuur (klimaat) robuuster maakt. Ook geeft hij aan dat deze aanpak vraagt om een actieve grondpolitiek, innovatie in de sector en het betrekken van deze veelal familiebedrijven. 

Hoge temperaturen leiden in de zomer tot minder eetlust en zo tot lagere melkproductie en een slechtere gezondheid van melkvee.

Een belangrijke vraag bij deze voorgestelde aanpak is hoe tot haalbare oplossingen te komen, zowel op bedrijfsniveau als voor de maatschappelijke beloning voor de diensten die ze leveren.

Uitstoot van stikstof (als veroorzaker van lokale milieuproblemen) speelt hierbij een belangrijke rol. Binnen de EU heeft Nederland de hoogste uitstoot per hectare. De landbouw zorgt voor de grootste uitstoot, met de melkveehouderij met 67 procent aan kop. Tegelijk draagt de fossiele industrie bij aan de grootste CO2-uitstoot (opwarming aarde), waar Duitsland en Frankrijk binnen Europa koplopers in zijn. In Nederland zien we concentraties in de regio’s Rijnmond, Amsterdam en Sittard-Geleen.

Hoge temperaturen leiden in de zomer tot minder eetlust en zo tot lagere melkproductie en een slechtere gezondheid van melkvee. Het zorgt ook voor verzilting van bodem en water waardoor de kwaliteit van het gras en water afneemt. En wat we met de blauwtongvirus-uitbraak zagen, geeft dit een hogere kans op (infectie)ziektes en parasieten.

Twee perspectieven

Dit alles raakt de 15.000 melkveehouders met gemiddeld 75 koeien per bedrijf. Het ruimtebeslag van deze bedrijven is circa 1 miljoen hectare en in bezit van boeren en pachters (45 procent). De verwachting van Wageningen University en Research (WUR) is dat het aantal bedrijven fors gaat dalen, als gevolg van vergrijzing, gebrek aan opvolging, financiële druk en milieuregels. Maar dat de schaalgrootte van bedrijven en het aantal koeien blijft groeien (gemiddeld 139 in 2030). 

WUR schetst voor 2050 twee perspectieven: een economische sterke productiegerichte aanpak met technologische maatregelen voor klimaat- en milieudoelen en een natuurinclusieve bedrijfsvorm waarin het verlagen van de milieudruk en het integreren van natuur en landschap centraal staat die een lagere voedselzekerheid biedt. 

Hoeveel en welk type landbouwareaal willen en moeten we verkleinen in relatie tot de klimaatrisico’s, groenblauwe jassen, benodigde woningen en de energietransitie?

Terug naar het idee van een AHS. Hiervoor worden de provincies Flevoland, Groningen en Zeeland genoemd. Kijken we echter naar de huidige ligging en diversiteit in type (melkvee-) bedrijven en de uitdagingen waar ze voor staan, dan zie je ook in schaal een verdeling over meer provincies. 

Regionaal maatwerk

Gegeven de huidige weerstand onder boeren en de wens om sneller voortgang te boeken en functiecombinaties te maken, is vooral meer regionaal maatwerk nodig, dicht bij de mensen. Klimaatrisico’s, zoals kans op natuurbranden, waterlast en overstromingen en risico’s op droogte zijn hiervoor belangrijke richtsnoeren. Evenals tijd en ruimte voor voldoende lokale betrokkenheid bij het maken van lastige keuzes dicht bij huis. Hoeveel en welk type landbouwareaal willen en moeten we verkleinen in relatie tot de klimaatrisico’s, groenblauwe jassen, benodigde woningen en de energietransitie? Met het verlengen van de stikstofmaatregelen voor uitkoop van piekbelastende boerenbedrijven tot eind 2024 gaf de minister in ieder geval iets meer tijd voor dit soort lastige afwegingen.

Vanuit het perspectief ‘met de boer’ staan de politiek en betrokken maatschappelijke organisaties en bedrijven voor grote uitdagingen waarin ook technologische ontwikkelingen een rol spelen. In Nederland is kaas een belangrijk exportproduct en we zijn een land met een hoge zuivelconsumptie (97 procent). Bacteriële eiwitten (en vleesvervangers), die ons milieu minder belasten, staan nog in de kinderschoenen. Maar als land van kennisexport verdient ook dit aandacht in een toekomstbestendig verhaal.


https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/verkleining-van-het-landbouwareaal-de-agrarische-hoofdstructuur-helpt-wellicht/

Dit artikel verscheen eerder op Romagazine.

Tijd voor een nieuwe inrichting van onze economie

   

Nieuw kabinet, durf naast groei te krimpen. Zet in op een duurzame, vitale en innovatieve economie en samenleving. Kom met afgewogen maatregelen voor alle type migranten, inclusief aandacht voor vergrijzing, arbeidstekorten en internationale concurrentie onder kennismigranten. Zo kun je voor de korte en lange termijn bijdragen aan een evenwichtige bevolkingssamenstelling, meer bestaanszekerheid en een hierbij passende ruimtelijke inrichting van ons land.

Het tekort aan woningen, bestaanszekerheid en migratiecijfers zijn hot topics voor het nieuwe kabinet. Om de eigen bevolking eerder een woning toe te delen, zou de migratie met forse aantallen naar beneden moeten. Maar hoe realistisch is dit? 

Hoogleraar sociologie Hein de Haas van de Universiteit van Amsterdam gaat hier in zijn boek: Hoe migratie echt werk. Het ware verhaal over migratie aan de hand van 22 mythen uitgebreid op in. Migratie is volgens hem onvermijdelijk. Volgens hem komen migranten vooral op werk af bij een sterke economie. Goed om te weten als we kijken naar de vergrijzing van onze samenleving en het arbeidstekort van ruim 400.000 mensen in de zorg, onderwijs, techniek (75.000 in de bouw), ICT en beroepen voor de klimaattransitie. Maar wat is een sterke economie? Hiervoor wordt steeds vaker gekeken vanuit het Brede Welvaart-perspectief. Nederland doet het hier binnen Europa op vele terreinen goed, maar met wonen en milieu lopen we ver achter. 

Een ander belangrijk (ruimtelijk) aandachtspunt is dat bij het maken van keuzes voor een duurzame economie het volgens internationaal econoom Charon van Krevel (Universiteit van Amsterdam en Radboud Universiteit in Nijmegen) goed is om te weten dat krimp van het BBP en het toenemen van welvaart elkaar niet hoeven uit te sluiten. Dit gegeven is goed bruikbaar voor het maken van keuzes bij migratie: welke sectoren lenen zich voor krimp?

Krimp van het BBP en groei van welvaart hoeven elkaar niet uit te sluiten 

Maar eerst iets over onze kenniseconomie waarin we willen groeien. De hoge score op brede welvaart en de goede beheersing van het Engels maakt ons land aantrekkelijk voor kennismigranten. Belangrijke sectoren hierbij: hernieuwbare energie met wind en waterstof, een innovatieve ICT-sector met een goede digitale infrastructuur, universiteiten en science parks (wetenschap en praktijkgerichte kennis) en bedrijven zoals ASML, technologische slimme en duurzame logistiek, en kassenbouw, een terrein waar we wereldleider zijn. 

Kijken we naar de bijdrage van arbeidsmigranten aan onze economie en samenleving dan is de toegevoegde waarde veel diffuser. Volgens de Jaarrapportage arbeidsmigranten 2023 gaat het dit jaar om ongeveer 1,2 miljoen mensen (helft vaste huisvesting), waarvan zo’n 70 procent uit voornamelijk Oost-Europa komt. Bij meer dan de helft van deze migranten gaat het om laag gekwalificeerde arbeid, een hoog aantal werkzame uren en slechte woonomstandigheden. Hun loon is lager dan het gemiddelde loon van de Nederlandse beroepsbevolking. Ze werken vooral in de logistiek (pakketbezorgers, magazijn medewerkers en chauffeurs), tuinbouw (plukkers, snoeiers en sorteerders) en voedselindustrie (slachters, inpakkers en productiemedewerkers). Bedrijfstakken met een fors ruimtebeslag, denk aan de ruim 200 distributiecentra van minimaal 4 hectare, de 10.000 hectare glastuinbouw en 50 hectare (ruwe schatting) bij de 19 slachterijen, incl. de varkensbedrijven. 

Mogelijkheden voor krimp in de logistiek, tuinbouw en voedselindustrie zonder de kansen voor innovatie uit het oog te verliezen 

Bovenstaande geeft genoeg redenen om te kijken naar mogelijkheden voor krimp in deze drie sectoren zonder de kansen voor innovatie uit het oog te verliezen. Zoals, welk deel van de logistieke sector (distributiedozen) kan naar het buitenland? Waar zit in de tuinbouw de innovatie en hoeveel kassen zijn hiervoor en voor onze eigen consumptie nu echt nodig? Wat is de toegevoegde waarde van slachterijen, wetende dat in de varkenssector bijna 95 procent van alle verwerkte producten naar het buitenland wordt geëxporteerd. Dat we steeds vaker van artsen horen dat het eten van te veel (bewerkt) vlees ongezond is en we beter meer plantaardig voedsel kunnen eten.

Kortom nieuw kabinet, durf naast groei te krimpen. Zet in op een duurzame, vitale en innovatieve economie en samenleving. Kom met afgewogen maatregelen voor alle type migranten, inclusief aandacht voor vergrijzing (speelt ook in Oost-Europese landen), arbeidstekorten en internationale concurrentie onder kennismigranten. Zo kun je voor de korte en lange termijn bijdragen aan een evenwichtige bevolkingssamenstelling, meer bestaanszekerheid en een hierbij passende ruimtelijke inrichting van ons land.

https://romagazine.nl/artikel/28279/tijd-voor-een-nieuwe-inrichting-van-onze-economie

Immigratiedebat is veel te beperkt: kijk naar bevolkingsgroei in brede zin

In haar column in ROmagazine pleit Agnes Franzen voor een humaan debat over de bevolkingsontwikkeling van Nederland. Laten we wegblijven van gemakkelijke politieke oplossingen zoals het dichtgooien van de grenzen voor asielzoekers. Immigratie kent veel meer nuances, die moeten worden gerelateerd aan het dichtbevolkte Nederland op de langere termijn.

De ambitie van minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge is het toevoegen 900.000 nieuwe woningen tot 2030. In de door ABF in september uitgebrachte Primos-prognose staat dat Nederland dit jaar een tekort van 315.000 woningen heeft; 3,9 procent op de huidige woningvoorraad. Als we dit terug brengen naar een normaal tekort van 2 procent zouden we razendsnel 150.000 woningen moeten bouwen.

Bevolkingsgroei buiten beeld

Vanwege het inlopen van het tekort, huishoudensgroei en het vervangen van woningen zijn de komende 15 jaar nog 1,2 miljoen woningen nodig, waarvan 44,3 procent in de Randstad. Het debat hierover gaat vooral over binnen- en buitenstedelijke locaties, bereikbaarheid, woonwensen, stikstof en recent de impact van de zeespiegelstijging als gevolg van de klimaatveranderingen. Verder horen we, buiten de toestroom en opvang van asielzoekers, nog weinig over hoe we moeten om gaan met de verwachte bevolkingsgroei. Terwijl Nederland nu al het dichtstbevolkte land van Europa is.

Het zal niemand zijn ontgaan dat dit jaar de migrantencijfers fors hoger liggen dan voorgaande jaren. De afgelopen negen maanden ging het om 191.000 migranten

Tien jaar geleden was nog de verwachting dat Nederland in 2040 bijna 18 miljoen inwoners zou hebben. Inmiddels staat de teller nu al op 17,6 miljoen. Als we het huidige groeitempo vasthouden, zitten we in 2040 op 22 miljoen inwoners. De natuurlijke aanwas steeg tot 2015 nog uit boven de immigratiecijfers.

Sinds die tijd is er een forse stijging in het migratiesaldo (immigranten minus emigratie). De natuurlijke aanwas is weliswaar afgenomen van 25.000 in 2015 tot 8.500 in 2021. Tegelijkertijd ging echter het migratiesaldo in dezelfde periode omhoog van 55.000 in 2015 naar ruim 107.000. Volgens het rapport Staat van Migratie voor 2022 (Ministerie van Justitie en Veiligheid) komt de afgelopen tien jaar gemiddeld de grootste bijdrage aan de migratie vanuit de EU (57 procent), gevolgd door migratie van buiten de EU (32 procent) en ‘slechts’ 12 procent uit asielverzoeken.

Baanperspectief is leidend

Het zal niemand zijn ontgaan dat dit jaar de migrantencijfers fors hoger liggen dan voorgaande jaren. De afgelopen negen maanden ging het om 191.000 migranten. Twee keer zoveel als vorig jaar. Niet verrassend is dat vanwege de oorlog in hun moederland ruim 97.000 vluchtelingen uit de Oekraïne komen. Verder zien we al langer een groei van het aantal vrij reizende (tijdelijke) EU arbeidsmigranten uit vooral Polen en andere Oost-Europese landen.

Van buiten de EU is er een groei vanuit de VS en India; migranten die vaak langer blijven. Op basis van registergegevens wordt overigens duidelijk dat de meeste arbeidsmigranten (60 procent) Nederland na 5 jaar weer hebben verlaten. Baanperspectief is hierbij een belangrijke factor. Migranten met middeninkomens blijven het langst, migranten met een hoger loon vertrekken als ze elders beter kunnen verdienen. En bij de lagere inkomens wordt vertrek vaak bepaald door lagere dan verwachte lonen.

Kijken we naar de asielzoekers dan maakt het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een onderscheid tussen het wel of niet erkend worden als vluchteling. Een vluchteling wordt statushouder zodra er een (tijdelijke) verblijfsvergunning wordt verleend. Nieuwkomers zijn mensen die langer in Nederland willen verblijven. Naast vluchtelingen en statushouders moet hierbij gedacht worden aan gezinshereniging, studie of werk.

Vorig jaar zagen we 25.000 asielverzoeken plus ruim 10.000 nareizigers. Voor dit en volgend jaar verwacht het ministerie van Justitie en Veiligheid circa 50.000 aanvragen. Het hoogste aantal sinds 2015 waarin het 43.000 aanvragen en 14.000 nareizigers betrof. Dat jaar is een grote groep Syriërs (55 procent) gevlucht vanwege de burgeroorlog in hun moederland. Deze groep vluchtelingen woont nu grotendeels in Nederland. Het relatief hoge aantal Syriërs heeft zich vanwege de voortdurende oorlog de afgelopen jaren uitgebreid mede door een grote groep nareizigers. Dit jaar zijn er tot nu toe al 12.000 verzoeken.

Tijdelijk en permanent verblijf

Het is niet eenvoudig vat te krijgen op al deze cijfers, maar ze geven op hoofdlijnen een goede indicatie voor de woningvraag. Wat ze ons onder andere laten zien is dat het belangrijk is een onderscheid te maken tussen tijdelijke en duurzame huisvesting. Zo zien we binnen de totale omvang aan migranten naast in- ook uitstroom, onder meer door tijdelijk verblijf. Hetzelfde geldt voor de nog niet benoemde groep studenten. Ook hier is sprake van groei de afgelopen jaren. Zo kwamen in studiejaar ’21-’22 115.000 eerstejaars studenten uit het buitenland. Naast HBO studenten vooral in de universitaire masterstudies. Met stip op 1 staan de bacheloropleidingen. In aantallen gaat het afgerond om 35.000 HBO’ers, 47.000 bachelors en 33.000 masterstudenten.

Hoe kunnen en willen we, gegeven de vergrijzing en de lage natuurlijke bevolkingsaanwas in Nederland en Europa sturen op aantal en type migranten

Naast buitenlandse studenten (woningtekort vorig jaar 26.500) gaat het bij tijdelijke huisvesting ook om de groep asielzoekers, tot duidelijk is of ze statushouder worden. Dit kan met een tijdelijke verblijfsvergunning kortstondig zijn. De Oekraïense groep vluchtelingen heeft een tijdelijke beschermde status tot voorjaar 2023, die met drie jaar verlengd kan worden.

En zoals aangegeven zien we ook bij arbeidsmigranten als grootste groep hoge cijfers in kortstondig verblijf. Voor deze tijdelijke inwoners kan op andere wijze huisvesting worden ingezet dan voor migranten die langdurig in Nederland blijven. Dit geldt zowel voor tijdelijke (flex-) woningen als voor de locaties zelf. Naar verwachting kan het Rijk straks met de spreidingswet gemeenten verplichten asielzoekers op te vangen om zo te komen tot een eerlijke verdeling in ons land.

Groter humaan debat

Maar hoe ziet de huisvestingsopgave er in een groter plaatje uit? Afgelopen weken is in het kabinet vooral bij CDA en de VVD (opnieuw) een debat op gang gekomen over het beperken van de stroom asielzoekers op korte termijn. Laat dit een begin zijn van een groter humaan debat over de structurele problemen. We hebben behoefte aan een langere termijnvisie op de totale bevolkingsgroei en de hiermee samenhangende omvang en aard van de woningbouwopgave. Naast oorlogsvluchtelingen zou het moeten gaan over de te verwachten klimaatvluchtelingen, het aantal en type arbeidsmigranten (tekort en slechte huisvesting, werkzaam bij ruimtevreters glastuinbouw en distributiecentra) en de aantallen en aard van de internationale studenten (tekort huisvesting en docenten, kwaliteit onderwijs).

Dit is een debat dat vraagt om een duurzaam sociaaleconomisch perspectief. Hoe kan onze economie, gegeven diverse onzekerheden, er in 2040 uitzien? Met bijbehorend de vraag: hoe kunnen en willen we, gegeven de vergrijzing en de lage natuurlijke bevolkingsaanwas in Nederland en Europa sturen op aantal en type migranten? Geen eenvoudige opgave in een ongewisse tijd met een gepolariseerde politieke omgeving.

https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/immigratiedebat-is-veel-te-beperkt-kijk-naar-bevolkingsgroei-in-brede-zin/


Deze column verscheen eerder in ROmagazine.

Bing Chat to GO

Wat kan AI betekenen voor gebiedsontwikkeling? Best handig ervoer Agnes Franzen. Ze nam de proef op de som door verschillende vragen te stellen op ChatGPT en Bing Chat.

Sinds februari van dit jaar is ChatGPT (Chat Generative Pre-trained Transformer) wereldwijd beschikbaar. Deze chatbot is in 2020 ontwikkeld door OpenAi. Microsoft (49 procent eigenaar van OpenAi) heeft deze zoektechnologie slim benut door het te integreren met haar zoekprogramma Bing. Op basis van ingevoerde vragen struinen beide AI-chatbots op basis van beschikbare data naar een zo compleet mogelijke antwoordenset. Als beginner heb ik zowel op Bing Chat als op ChatGPT geprobeerd grip te krijgen op de mogelijkheden en beperkingen van beide chatbots.

Hiermee ontdek je al snel het verschil met de oude zoektechnologie. Je krijgt aan de hand van je vraag een samenvatting op basis van beschikbare data (kennis) met, waar relevant, verbanden tussen diverse soorten informatie. 

Bing Chat geeft goed zicht op beschikbare kennis met bronvermeldingen, het leggen van verbanden, het geven van referenties 

Het verschil tussen Bing Chat en ChatGPT is snel duidelijk. Zo kun je bij Bing Chat bij de start van een vraag aangeven welke gespreksstijl je wilt: creatiever, gebalanceerder of nauwkeuriger. Ook wordt bij deze chat duidelijk aangegeven wat de bronsites zijn. Verder krijg je verwijzingen naar andere sites en denkt de chat mee over mogelijke vervolgvragen. 

ChatGPT (versie 3,5) doet dit niet; is meer een inspirator en meedenker over mogelijke vragen voor Bing Chat. Ook omdat ChatGPT bij sommige vragen aangeeft dat ze maar tot januari 2022 informatie beschikbaar heeft en je voor de nieuwste G4 versie moet betalen.

Wat kunnen we met Bing Chat voor gebiedsontwikkeling? Ik begin met een simpele testvraag op Bing Chat: wat zijn belangrijke vragen voor gebiedsontwikkeling? 

In het antwoord, op basis van dertig responses krijg ik als eerste de meest gebruikte definitie: gebiedsontwikkeling is een complex en veelzijdig proces, waarbij verschillende partijen, belangen, functies en geldstromen met elkaar verbonden worden. Aansluitend worden vijf vragen op een rijtje gezet met een toelichting waarom ze belangrijk zijn. Zoals wie zijn de betrokken partijen en hun belangen, welke ruimtelijke kwaliteiten en functies wil je realiseren of hoe wordt gebiedsontwikkeling gefinancierd en georganiseerd. 

Naast deze basisvraag heb ik een chat trial en error gedaan, om inzicht te krijgen in mogelijke type vragen en antwoorden. Zoals: wil je iets weten over bepaald (integraal) beleid, wat is urgent in bepaalde soorten gebieden, wat is een leerzaam project, wat een mogelijk programma voor een gebied, wat zie je als goede uitvoeringsstrategie, heb je tips voor (hobbels in) het proces, welke boeken zijn er over een bepaald onderwerp, of op welke vlakken is er behoefte aan meer kennis. 

Jouw vraag kan maximaal 4.000 woorden bevatten. Dit maakt de chat extra waardevol omdat je zo naast eenvoudige ook complexe, of meer specifieke vragen kunt stellen.

Bing Chat bespaart tijd, biedt inspiratie en geeft handreikingen bij te maken lastige keuzes en afwegingen in een gebiedsontwikkeling 

Mijn eerste indruk is dat Bing Chat goed zicht geeft op beschikbare kennis met bronvermeldingen, het leggen van verbanden, het geven van referenties. Het bespaart tijd, biedt inspiratie en geeft handreikingen bij te maken lastige keuzes en afwegingen in een gebiedsontwikkeling. Nationaal en internationaal. Natuurlijk zijn er ook kritische punten. Zo viel het me bijvoorbeeld op dat een antwoord bij twee deels op elkaar lijkende vragen repetitief kan worden. Een ander punt is gemanipuleerde informatie. Checken van bronnen is daarom essentieel. 

Minstens zo belangrijk is het AI-systeem zelf. Op dit moment draait AI op datacenters over de hele wereld om informatie te verwerken en te leveren. Op dit moment wordt er al gezocht naar kleinere chatmodellen en -vormen voor een lager energieverbruik en om te verduurzamen. Goed om te weten want we kampen nu al met stroomtekorten en het afschakelen van bedrijven. En bij veelvuldig gebruik wordt het chatsysteem trager. Verder gaan de ontwikkelingen van de AI-technieken zo snel, dat er waarschuwingen worden gegeven over ‘verlies van controle’. Wat vraagt om nieuwe regels en instituten. Goed om te weten, maar laat dit geen beperking zijn om aan de slag te gaan met de chats, als een persoonlijke zoektocht naar hoe je dit in jouw vak kunt gebruiken. 

https://romagazine.nl/artikel/28261/bing-chat-to-go

Degrowth wint terrein

De ecologie vormt steeds vaker de basis voor beleidsbeslissingen, zoals het kabinetsbesluit van vorig jaar om water en bodem sturend te maken bij ruimtelijke keuzes. Hoe verder op deze weg van degrowth?

Degrowth als beginsel stamt al uit de tijd van De Club van Rome. Deze groep wetenschappers uitte haar zorgen over de toekomst van onze planeet met in 1972 de baanbrekende publicatie Grenzen aan de groei. Een jaar later kwam de oliecrisis en werden we hardhandig geconfronteerd met onze afhankelijkheid van fossiele energiebronnen. Voor het eerst kwamen er vragen op over de eindigheid van grond- en delfstoffen en de kwetsbaarheid van ons groeimodel. Maar sinds de jaren negentig was het neoliberalisme dat de klok sloeg, met het marktdenken en maximalisering van de individuele vrijheid als centrale principes. 

Deregulering en privatisering slaat de klok

In de jaren tachtig al zette de beleidstrend in van verzakelijking van het openbaar bestuur, deregulering en privatisering. Mede door de hoge werkeloosheid werd toen, onder premier Ruud Lubbers (CDA), gekozen voor het verlagen van uitkeringen en ontkoppeling van lonen. Ook werden de belastingen op inkomen, vermogen en erfenissen steeds verder naar beneden gebracht om de economische groei te stimuleren. Verder zien we in de ruimtelijke ordening de liberalisering van de woningcorporaties in 2001 gevolgd door een liberalisatie van de energiemarkt. Negen jaar later verdwijnt het ministerie van VROM en in 2013 gaat de verhuurdersheffing voor woningbouwcorporaties gelden. 

Van neoliberalisme naar meer overheidssturing: de slinger gaat weer de andere kant op 

De laatste jaren beweegt de slinger van het overheidsbeleid weer langzaam de andere kant op. Vorig jaar kwam het ministerie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) terug met Hugo de Jonge (CDA). Hiermee kwam weer nationale sturing in woonlocaties. Ook werd de verhuurdersheffing afgeschaft waarmee woningbouwcorporaties weer meer ruimte hebben voor nieuwe betaalbare woningen, het versnellen van de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad en lagere woonlasten.

Een andere indicatie is de nieuwe post Klimaat en Energie met minister Rob Jetten (D66) en het vaststellen van de Klimaatwet met als doel een CO2-reductie van 55 procent in 2030 ten opzichte van 1990 en de netto-uitstoot naar nul in 2050.

Zoektocht naar een andere vorm van economisch beleid

Deze trend zien we ook in het maatschappelijk debat. Het neoliberalisme met een vrije markt, het sturen op economische groei en minimaal overheidsingrijpen als antwoord op een toenemende sociale ongelijkheid en de opstapeling van ecologische problemen staat ter discussie. We zitten op dit moment midden in een zoektocht naar een andere vorm van economisch beleid. Met een aanpak die aansluit bij het denken van de Club van Rome, die al in het begin van deze eeuw weer meer aandacht kreeg. Met de krediet- en klimaatcrisis kwam er een stroom aan publicaties over de grenzen aan de oneindige groei van productie en consumptie. In 2008 vindt dan in Parijs de eerste degrowth conferentie plaats met als resultaat een degrowth-netwerk.

Een economie in balans met de ecologische draagkracht van de aarde 

Degrowth heeft een breed sociaal, ecologisch en economisch programma dat zich tegen de vrije economische groei keert om te komen tot een economie in balans met de ecologische draagkracht van de aarde. Ook vragen de aanhangers aandacht voor sociale rechtvaardigheid en bestaanszekerheid als antwoord op de ongelijke groei van vermogens. Hierbij voeren ze een pleidooi om niet langer belasting te heffen op zaken die afhankelijk zijn van economische groei zoals inkomen en winst, maar te kijken naar heffingen op vermogen, vervuiling, grondstoffengebruik en uitstoot van broeikasgassen, zoals de CO2 heffing. 

De ecologie als basis

Ook het CBS kijkt al enkele jaren niet alleen meer naar de ontwikkeling van het Bruto Binnenlandsproduct (BBP) maar ook naar Brede Welvaart. Waar het BBP zich richt op de materiële aspecten van onze samenleving, zoals hoeveel we consumeren en produceren, en hoeveel geld we hiermee verdienen, kijkt Brede Welvaart naar economische, ecologische en sociaal-maatschappelijke dimensies. 

Een benadering waar we ook in het domein van de ruimtelijke ordening voor staan met het stellen van prioriteiten en bijbehorende keuzes. De ecologie vormt steeds vaker de basis voor beleidsbeslissingen, zoals het kabinetsbesluit van vorig jaar om water en bodem sturend te maken bij ruimtelijke keuzes. Denk verder aan het No Net Landtake, de Europese eis om voor 2050 de ‘netto’ verstedelijking naar nul terug te brengen. En aan recente wetgeving voor het berekenen van de stikstofneerslag tot een afstand van 25 kilometer bij de aanleg of verbreding van weginfrastructuur en de verplichting van een berekening van de stikstofuitstoot in de bouw.

Hoe verder op deze weg van degrowth? De Tweede Kamerverkiezingen staan voor de deur met kijkend naar de eerste peilingen grote veranderingen in het politieke landschap. Een belangrijk verkiezingsthema, en waarschijnlijk een van de hoofdredenen voor deze opmerkelijke politieke verschuiving, is de groeiende kritiek op het neoliberalisme. Maar de nieuwe regering krijgt te maken met hogere rente en lagere gasbaten. Zelfs met financiële meevallers zal moeten worden nagedacht over bezuinigingen en lastenverhogingen. Dit maakt het maken van keuzes niet eenvoudig maar laat de politiek na 50 jaar nu wel in de hoogste versnelling de weg van de Club van Rome op gaan.

https://romagazine.nl/artikel/28216/degrowth-wint-terrein

Armoede gaat niet alleen over geld

Begin deze maand was ik bij het door De Dépendance geïnitieerde interview met de Amerikaanse hoogleraar sociologie aan Princeton University Matthew Desmond in de Arminiuskerk in Rotterdam. Bekend van zijn boek Evicted: Poverty en Profit in the American City. Een centrale boodschap in het boek is dat armoede meer is dan simpelweg te weinig geld hebben. Het is niet voldoende keuze hebben, met als gevolg daarvan te worden uitgebuit. Mensen schamen zich, hebben het idee dat het hun eigen schuld is en voelen zich gemarginaliseerd.

Nederland is geen Amerika, maar armoede verdient ook hier aandacht. CBS schatte vorig jaar dat als gevolg van inflatie en achterblijvende loonstijgingen het aantal mensen dat onder de armoede grens leeft, zal stijgen naar 1,3 miljoen. Maar als gevolg van verhoging van minimumlonen en uitkeringen onder minister armoedebeleid Carola Schouten (CU) is de verwachting dat dit jaar 830.000 mensen (4,9 procent) onder de armoedegrens leven waarvan 220.000 kinderen.

De ambitie van dit kabinet is het getal in 2030 te hebben teruggebracht tot ruim 500.000 mensen.

Sociale armoede uit zich in het niet mee kunnen doen aan het normale maatschappelijk leven en minder toegang tot de directe leefomgeving 

Armoede uit zich naast (zeer) beperkte financiële middelen in sociale uitsluiting, gezondheidsproblematiek en beperkte toegang tot onderwijs. Het Armoedefonds gebruikt ook het begrip sociale armoede. Mensen die niet mee kunnen doen aan het normale maatschappelijk leven omdat er geen geld is voor bijvoorbeeld een sportclub of vereniging, voor schoolactiviteiten of een uitstapje van de bejaardenvereniging. Of bijvoorbeeld de toegang tot internet.

Naast toegankelijke huisvesting is de kwaliteit en toegang tot de leefomgeving een belangrijke rol, zoals ruimte voor ontmoeting, het uitnodigen voor gezond gedrag en toegang tot diverse essentiële voorzieningen.

Een leerzaam voorbeeld is Rotterdam, een stad die bekend staat als één van de armste steden van Nederland. Op de noordelijke oever van de Maas met een hoge armoede in Oud-Crooswijk en op Rotterdam-Zuid in de drie aan elkaar grenzende wijken: Tarwewijk, Bloemhof en Hillesluis. Vanwege de al langere grote armoedecijfers op Zuid is hier in 2006 gestart met het Pact op Zuid. In 2012 is dit overgegaan in Nationaal Programma Rotterdam-Zuid. Een integraal programma waarin bewoners centraal staan met aandacht voor school, werk en wonen.

Zuid is een gebied met een bijzondere geschiedenis. De verbinding met het Noord ontbrak. Na de start met het Masterplan voor de Kop van Zuid en de aanleg van de Erasmusbrug, heeft Rotterdam-Zuid zich de afgelopen dertig jaar verder ontwikkeld. Met investeringen in bereikbaarheid, het vergroten van de diversiteit aan woningen en de hierbij horende groei aan voorzieningen.

De fysieke kant kwam in het begin maar moeizaam van de grond. Maar nu zien we de sprong van Katendrecht naar de Rijnhaven en de om de Maashaven gelegen wijken Tarwewijk, Bloemhof en Afrikaanderplein. Met naast sloop en nieuwbouw het aan de Maashaven grenzende geplande zeven hectare grote Nelson Mandelapark.

Denk bij herstructurering, zeker in arme wijken, goed na over de sociale dimensie 

Het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid maakt duidelijk dat de aanpak van armoede een taaie opgave is die tijd nodig heeft. Hierbij is een belangrijke les dat juist inwoners met een laag inkomen in deze wijken zich vaak buitengesloten voelen. Zichtbaar in begrijpelijke weerstand tegen sloop en het niet ervaren van de voordelen van gentrificatie en bepaalde nieuwe voorzieningen zoals hippe restaurants. Laten we hiervan leren.

Sloop is soms nodig om te verduurzamen en de diversiteit aan woningen in een wijk te vergroten, maar compenseer dit wel met voldoende sociale huurwoningen, toegankelijke voorzieningen en inbedding in sociaal-culturele structuren. Ook om in te spelen op de verwachte bevolkingsgroei en het voorkomen van een waterbedeffect naar omliggende gemeenten.

En verder luisterend naar Desmond moet bij herstructurering, zeker in arme wijken, goed worden nagedacht over de sociale dimensie. Denk aan passende vormen van samenwerking en welke keuzes voor bewoners mogelijk zijn. Met een houding van tijdig horen en het voor oog houden dat ze zich thuis blijven voelen in hun wijk.

https://romagazine.nl/artikel/28194/armoede-gaat-niet-alleen-over-geld

Ontwerpend onderzoek is nodig voor een vitale democratie

Ontwerpend onderzoek is voor heel veel dingen goed, zo konden we de afgelopen weken weer met elkaar constateren. Ook het betrekken van burgers bij grote ruimtelijke transities is erbij gebaat, zo laat Agnes Franzen in ROm-magazine zien aan de hand van het meeste recente Continue Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel Planbureau. Met haar verbeeldingskracht en het bieden van inzicht in mogelijke toekomstperspectieven maakt ontwerpend onderzoek het verschil.

De afgelopen maand lanceerde de leerstoel Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft de publicatie ‘Ontwerpen in gebiedsontwikkeling’. Het gaat over ontwerpend onderzoek als strategisch instrument in gebiedsontwikkeling. Een bruikbare werkwijze in ons werkgebied, als we kijken naar de uitkomsten in de nieuwste editie van het Continue Onderzoek Burgerperspectieven (COB) van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP).

Jutta Hinterleitner, onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft en expert op het gebied van ontwerpend onderzoek, is een van de auteurs van de publicatie ‘Ontwerpen in gebiedsontwikkeling’. Zij vertelde vorige maand over de concrete handvatten, aanbevelingen en oplossingsrichtingen voor opdrachtgevers en opdrachtnemers.

Een belangrijke conclusie is dat de overheid nieuwe manieren moeten vinden om meer mensen te betrekken bij de aanpak van de grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan. Het SCP noemt hiervoor naast games, het werken met een waardenkaart, de recente vier toekomstscenario’s van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en visuele simulaties.

Ontevreden over politiek

Belangrijke punten in het COB zijn dat het vertrouwen in de overheid onder burgers afneemt, er sprake is van verdergaande polarisatie en dat sommige bevolkingsgroepen afhaken in democratische processen. Er heerst pessimisme, mensen zien een overheid die de problemen van deze tijd niet oplost. Hierbij is het goed om te weten dat vier op de tien Nederlanders neutraal is in de toekomst van ons grondgebied, een derde geeft aan meer ruimte voor de natuur te willen en 30 procent heeft een voorkeur voor landbouw en woningbouw.

Deze laatste voorkeur zien we vooral onder mensen met een lager opleidingsniveau. Ook zien we bij deze groep de grootste ontevredenheid over de politiek. Verder kwam uit groepsprocessen naar voren dat mensen het gevoel hebben over te weinig kennis te beschikken om over ruimtelijke keuzes te kunnen oordelen.

Om tot uitvoering te komen denk ik dat juist ontwerpend onderzoek, met haar verbeeldingskracht en mogelijke toekomstperspectieven, een bruikbaar instrument is

Een ander belangrijk punt dat naar voren kwam, is de horizon van ruimtelijke plannen met een strekking voor de toekomst van hun kinderen en niet voor latere toekomstige generaties. Ontwerpend onderzoek kan vooral in het begin van het proces van planvorming een belangrijk instrument zijn. Een aandachtpunt hierbij is dat in het COB genoemd wordt dat burgers zowel de neiging hebben vraagstukken breed te trekken als ze klein te houden. Denk aan de veronderstelling dat de woningnood komt door migratie, terwijl dit aandeel onder de 10 procent ligt.

Of denk aan de bezwaren tegen de plaatsing van windmolens in de directe leefomgeving, zonder kennis van de waarde van de energietransitie. Dit illustreert dat het belangrijk is om burgers zowel op het hogere als op het lagere schaalniveau mee te nemen bij besluiten.

Gedragen gebiedsagenda

In de praktijk zien we al dat ontwerpend onderzoek voor de gebiedsagenda’s een behulpzaam instrument is. Het kan de kansen voor integratie van ruimtelijke vraagstukken samen met betrokken stakeholders verkennen en afwegen. Dus niet direct een eindplan maken maar eerst verschillende mogelijke concrete handelingsperspectieven ontwikkelen. Met aansluitend het sturen op coalitievorming en uiteindelijk de uitvoering en een regionale investeringsagenda. Op deze wijze komen relevante stakeholders tot een zo breed mogelijk gedragen gebiedsagenda, die voor langere tijd houdbaar is.

Op wijk- en buurtniveau is er al ervaring met het op het juiste moment betrekken van bewoners of ondernemers. Denk aan co-creatie, waarin het ontwerpproces actief wordt verrijkt met kennis en actieve participatie. Maar kijkend naar de uitkomsten van het COB onderzoek, vraagt het informeren en waar mogelijk het betrekken van diverse burgergroepen niet alleen nationaal en regionaal nog een forse inspanning. Ook op het lokale niveau is dat nodig.

Emeritus hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen geeft in zijn recente boek ‘De integrale staat’ aan dat de overheid niet alle problemen kan oplossen en dat niet iedereen verbinding zoekt. Pluraliteit, een rommelig proces en protesten horen volgens hem bij een democratie.

Om tot uitvoering te komen denk ik dat juist ontwerpend onderzoek, met haar verbeeldingskracht en mogelijke toekomstperspectieven, een bruikbaar instrument is. De kracht is dat het kan werken aan en met respectvolle identiteitspolitieke groepen, en deze zo ook kan overstijgen.

Hiermee kan het ook bijdragen aan de recente oproep van burgemeester van Ahmed Marcouch, burgemeester van Arnhem en voorzitter van de commissie Versterken weerbaarheid democratische rechtsorde. Hij stelt dat de overheid weer nabij en toegankelijk moet worden voor burgers.

https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/ontwerpend-onderzoek-kan-ook-helpen-om-ontevredenheid-over-politiek-te-verminderen/


Dit artikel verscheen eerder op de website van ROmagazine.

Toekomst van de landbouw verandert in politiek slagveld

Stikstof is dezer dagen een van de meest gebruikte woorden in de media. Politici dringen zich naar voren om hun steun te betuigen aan de boeren die hun bedrijven moeten inkrimpen of zelfs stopzetten. SKG-adviseur Agnes Franzen reflecteert op een land vol onrust. Komt de landbouwtransitie tot stilstand?

Het zal niemand zijn ontgaan: het huidige Kabinet zet in op een krimp van de veestapel met 30 procent tot 2030. Nederland staat hierin niet alleen, ook in België heeft de regering gekozen voor een forse verlaging van de veestapel. Krimp van de veestapel is een antwoord op het oordeel van de Raad van State in 2019 dat de toenmalige Programma Aanpak Stikstof (PAS) onvoldoende antwoord gaf op de Europese regels voor natuurbescherming. Naast positieve effecten op onze natuur schept de reductie van de stikstofuitstoot ruimte voor de grootschalige woningbouwopgave en infrastructuur. Maar veel boeren verkeren op dit moment in onzekerheid. Waarom deze drastische aanpak? Kloppen de metingen wel? Wat betekent het voor ons exportprofiel? Moet ik stoppen of is er nog toekomst voor mijn boerenbestaan?

Hoogste uitstoot

Veel boeren zien de stikstofaanpak als een te drastisch onrealistisch plan gebaseerd op modellen in plaats van metingen. Maar volgens TNO behoort Nederland tot de landen met de hoogste stikstofuitstoot ter wereld. Op de schaal van Europa stoten we als dichtbevolkt land met intensieve landbouw gemiddeld vier keer zoveel uit als andere EU-landen. Op basis van RIVM-cijfers (2019) geeft de VVD-minister van Natuur en Stikstof Christianne van der Wal aan dat de landbouw zorgt voor 46 procent van de stikstofuitstoot in Nederland. Ammoniak is hierbij de boosdoener. Dit komt uit stallen, urine van dieren, mest en kunstmest. De (kunst-)mest is lang gebruikt voor hogere gewasopbrengsten en planten(gras)groei. Hiermee was de Nederlandse landbouw efficiënt en effectief. Met eerdere maatregelen is de hoeveelheid ammoniakuitstoot sinds 1990 met zo’n twee derde afgenomen. Toch blijkt dit niet genoeg voor de EU-doelstellingen van natuurherstel.

De trend is een groeiende vraag naar plantaardige producten die minder milieubelastend zijn

De huidige grootschalige voedselproductie heeft gevolgen voor biodiversiteit, het klimaat en kwaliteit van water, bodem en lucht. Om deze gevolgen aan te pakken moet ons exportprofiel veranderen. Op dit moment is Nederland wereldwijd na de VS de grootste landbouwexporteur. Bloemen en planten staan hierbij op één, gevolgd door vlees en als derde zuivel. Het grootste deel van de export gaat naar Duitsland op afstand gevolgd door België en Engeland. De afname van de hoeveelheid landbouwgrond en een minder intensieve landbouw zal de productie voor de export van vlees en zuivel in omvang en vorm veranderen. Dit sluit aan op een trend van een groeiende vraag naar plantaardige producten die minder milieubelastend zijn. Neem als voorbeeld een hamburger. Volgens Natuur & Milieu staat een hamburger voor 16,8 kg CO2 terwijl dit voor veganburger slechts 2,6 kg CO2 is. De omvang van de grootschalige productie wordt kleiner en er komt meer ruimte voor biologische productie en duurzame innovatie bijvoorbeeld in de kaasmakerij.

Sommige boeren, vooral rond de Natura 2000 gebieden, moeten stoppen. Het is een ingrijpende maatregel in hun dagelijks leven. Boeren denken niet in een werkweek van vijf dagen maar leven dagelijks met de dieren. Het besluit wordt door hen als absurd ervaren, een papieren werkelijkheid blijkt uit een artikel in de NRC van 13 juni. Het ‘ecosysteem’ van werkgelegenheid, landschapsbeheer en sociale binding op het platteland stort in. Ook hebben de geïnterviewde boeren een kritische houding tegenover de huidige natuur. Staatsbosbeheer verwaarloost weiden en sloten in hun ogen en ze zien vossen die die de konijnen, hazen, fazanten en eekhoorns verjagen. Het doet pijn, ook zakelijk. Lukt het de boeren om bij uitkoop hun bankleningen af te lossen?

Het moet wel mogelijk zijn om rendabel in kringlooplandbouw te investeren. Financiers hebben hierbij een belangrijke rol

Punten om rekening mee te houden bij de transitie. Landelijk mogen we er economisch weinig van merken, maar op individueel niveau ligt dit anders. Het moet wel mogelijk zijn om rendabel in kringlooplandbouw te investeren. Financiers hebben hierbij een belangrijke rol. Wat kun je doen als je met je bedrijf moet stoppen? Niet alle boeren willen naar het buitenland. En wat betekent het voor de identiteit van ons land? Na de modernisering en ruilverkaveling in de vorig eeuw staan we nu voor voor een taak van samenhang tussen landbouw en natuurherstel. Niet de uitstoot per bedrijf maar de impact op de natuur zou hierbij centraal moeten staan volgens de Provincie Gelderland.

Praktische oplossingen

Zijn er geen manieren om stikstof op te slaan, bijvoorbeeld op gebouwniveau? De Universiteit Wageningen heeft voor 2120 een kaart gemaakt met natuur als basis. De kaart laat een integrale aanpak zien gericht op duurzaam en klimaatbestendig gebruik van land- en watersystemen. In het verlengde hiervan is het consortium NL2120 opgericht met overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en kennis- en onderwijsinstellingen om gezamenlijk te zoeken naar praktisch toepasbare natuurlijke oplossingen: ‘nature based solutions’. Het Nationaal Groeifonds (gericht op economisch groei op de lange termijn) heeft recent besloten om onder voorwaarden een reservering van 110 miljoen vast te leggen voor dit initiatief. Inzet is een basis te leggen voor een structurele verbetering van ons groene verdienvermogen, waarbij ons land tegelijk klimaatbestendig en leefbaar wordt ingericht.

Kortom: Europese regels, onderzoek, meningen en plannen genoeg. Op 22 juni stond een weiland in Stroe vol met protesterende boeren en zorgden tractors op de snelwegen voor lange files. Nieuwe politieke partijen zoals BBB en JA21 spelen hier op in terwijl het CDA en de verdeelde VVD het aantal stemmen op hun partij zien dalen. De EU-wetgeving op natuurbescherming is door deze klassieke partijen jarenlang genegeerd. Het is nu aan hen om samen met hun coalitiepartners D66 en de CU ervoor te zorgen dat boeren meegaan in de landbouwtransitie via gebiedsprocessen op provinciaal niveau. Volgend jaar op 15 maart zijn de verkiezingen voor Provinciale Staten en de waterschappen. Hierbij kan het politieke speelveld zomaar veranderen, wat de landbouwtransitie kan vertragen. Daarmee blijft de onzekerheid voor boeren bestaan en wordt Nederland een land in stilstand. Spannende tijden dus niet alleen voor boeren maar ook voor ons steeds verder versnipperende politieke landschap en hiermee voor alle inwoners van Nederland.

https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/toekomst-van-de-landbouw-verandert-in-politiek-slagveld/


Dit artikel verscheen eerder op romagazine.nl