De energietransitie is een sociale opgave

Positief nieuws over de energietransitie? De uitstoot van broeikasgassen in de industrie ligt bijna weer op het pre-corona niveau. De noodzaak van de energietransitie is daarom dagelijks in het nieuws. De realiteit is namelijk dat ons elektriciteitsnetwerk nog vooral op de fossiele brandstoffen kolen en aardgas draait. En met de stijgende gasprijzen in de afgelopen maand is duidelijk geworden hoe afhankelijk Nederland is van het buitenland. Verder laten netwerkbeheerders weten dat de ruimte op de huidige netten grenzen kent en niet alle duurzaam opgewekte energie van zonnepanelen en windmolens op kan vangen.

Berichten en statistiek over deze negatieve zaken vliegen ons om te oren. Gelukkig horen we ook steeds meer over kansen van hernieuwbare energievormen. Voor veel burgers zijn dit echter nog abstracte verhalen. Natuurlijk veel mensen investeren in zonne-energie op hun dak, er zijn op initiatief van burgers buurt coöperaties en het aantal elektrische auto’s is het afgelopen jaar met 38 procent toegenomen. Maar vooral in veel bestaande buurten, zeker als de woningen slecht geïsoleerd zijn is het onderliggende doel de klimaatopgave een ver van hun bed show. We zien hier veel weerstand. Ze maken zich zorgen over onbetaalbare energievoorzieningen. De huidige hoge gasprijzen helpen hier niet bij. Dit versterkt de onzekerheid en angst voor het prijskaartje bij hernieuwbare elektriciteit en warmtenetten.

Onzekerheid en angst voor het prijskaartje bij hernieuwbare elektriciteit en warmtenetten


Aanpak van de energietransitie zou daarom niet alleen moeten gaan over hernieuwbare energie maar ook hoe deze transitie in een aansprekende en begrijpelijke taal burgers mee kan nemen in deze opgave. Gericht op het scheppen van vertrouwen, draagvlak en hoe wordt omgegaan met de investeringskosten. Kortom de energietransitie vanuit een sociaal perspectief benaderen. Hoe kan de opgave bijvoorbeeld gekoppeld worden aan de herstructureringsopgave en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving? Welke kansen liggen er om verbinding te maken met andere opgaven? Dit alles met als onderliggende gedachte het versterken van de sociale cohesie en te komen tot een verhaal dat bij de buurt past.

Een mooi voorbeeld is Centrum Schalkwijk in Haarlem dat dit jaar haar 50-jarige bestaan viert. Het bijzondere is dat Centrum Schalkwijk veel individuele eigenaren kent. De afgelopen jaren is gewerkt aan de transformatie van een winkelcentrum naar een stadshart. Alle belanghebbende zijn actief bij het proces betrokken: bezoekers, bewoners, ondernemers en eigenaren. Een belangrijke rol in het proces om tot sociale cohesie te komen is de gerealiseerde ontmoetingsplaats voor en door Schalkwijkers. Ontwikkeld door Centrum Schalkwijk in samenwerking met de Gemeente Haarlem, Placemaking Plus en jongerenorganisatie Triple Threat Dak en onderDAK.

Voor de ontwikkelfase wordt per buurt gestart met ‘losse warmtenetten’ die bij voldoende massa met elkaar worden verbonden via een hoofdtransportnetwerk


Parallel aan de vernieuwing van het winkelcentrum, nieuwbouw van woningen en het verbeteren van de openbare ruimte wordt in 2022 gestart met het aanleggen van een collectief warmtenet. Schalkwijk is hiervoor een kansrijk gebied vanwege het relatief grote aandeel sociale huurwoningen en gestapelde woningbouw. In 2018 heeft de Gemeente Haarlem een samenwerkingsovereenkomst gesloten met woningbouwcorporaties Elan Wonen, Ymere en Pré Wonen, en Firan (voormalig Alliander DGO). Voor de ontwikkelfase wordt per buurt gestart met ‘losse warmtenetten’ die bij voldoende massa met elkaar worden verbonden via een hoofdtransportnetwerk. Deze aanpak maakt het eenvoudiger bewoners te betrekken. Het verhaal hierbij is het verlagen van de energiekosten en het verhogen van het wooncomfort. Hiermee wordt ook bijgedragen aan het versterken van de samenhang in de buurt. Wat weer kan bijdragen aan een solidair gevoel en bijvoorbeeld het delen van auto’s en zorg voor elkaar bij ziekte.

Verbetering van de leefomgevingskwaliteit zou de basis moeten vormen voor de grote transities


Niet alleen voor de energietransitie is een uitnodigend verhaal belangrijk. We staan voor meer grote maatschappelijke opgaven waarbij systeemveranderingen noodzakelijk zijn. Steeds meer mensen zijn zich hiervan bewust. De kwaliteit van onze leefomgeving zou hiervoor de basis moeten zijn. Schalkwijk is een mooi voorbeeld van een hierbij passende wijkgerichte aanpak. Er is gewerkt aan een aansprekend verhaal, dat over meer gaat dan een ruimtelijke en technische oplossingen.

Hoe komen we in ons vakgebied tot een toegankelijke gemeenschappelijk taal die past bij deze tijd? Die vraag beantwoorden is cruciaal voor lokale en nationale ruimtelijke keuzes. Er is meer dan ooit behoefte aan een aansprekend verhaal dat bijdraagt aan het individueel vertrouwen onder burgers voor de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan in deze eeuw.

Remkes en de kikkers in de pan

Begin dit jaar stond in de NRC een interview met de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt over zijn in het Nederlands vertaalde boek Het rechtvaardigheidsgevoel. Hierin gaat hij op zoek naar de diepere oorzaken van de politieke en morele opvattingen van de mens. Volgens Haidt geldt in de morele psychologie dat intuïties eerst komen en de strategische redeneringen later volgen. Ook geeft hij in dit interview aan dat onze geest is ontworpen voor morele oordelen gericht op groepsvorming.

Bij de moeizame kabinetsformatie moest ik hieraan denken met in mijn achterhoofd de mythe van de kikkers die rustig blijven zitten in een pan water, ook als je het gas eronder langzaam opendraait en daarmee het water aan de kook brengt. De kikker is door de langzaam oplopende hitte niet meer in staat uit de pan te springen en sterft een langzame dood.

We horen dat er inhoudelijk voldoende raakvlakken zijn, maar het lijkt te ontbreken aan wil, gevoel van urgentie en onderling vertrouwen om tot een kabinetsformatie te komen. Ook is er bij de betrokken politici weinig besef van de effecten van hun gedrag op het vertrouwen in de politiek onder burgers.

Iets vergelijkbaars zien we in aanloop van de verkiezingen in ons buurland Duitsland. Bij het eerste debat tussen Armin Laschet (CDU), Olaf Scholz (SPD) en Annalena Baerbock (Groenen) deden vooral Scholz en Laschet alsof er in de nieuwe regeringsperiode bij de klimaatopgave niets van de burger wordt verwacht. Een boodschap die veraf staat van de maatschappelijke realiteit dat van burgers ook (financiële) inspanningen nodig zijn.

Met het verhaal van Haidt in ons achterhoofd, staat Remkes voor de opgave hoe we gegeven de complexiteit van urgente maatschappelijke opgaven met diverse belangen en tijdspaden richting kunnen geven aan positieve groepsvorming als basis voor een regeerakkoord. Protesten en tegengeluid zien we snel ontstaan, maar wat is een vruchtbare aanpak in onze huidige digitale samenleving om voor breed politiek draagvlak en noodzakelijke financiële bijdragen te zorgen. Als voorbeeld drie recente observaties voor de klimaatopgave.

Demissionair premier Rutte miste het momentum bij de overstromingen in Limburg


Als eerste het benutten van het momentum om boven de partijen staan en zo een groepsgevoel te scheppen. President Biden stak zijn nek uit na de weersextremen in de VS met de uitspraak ‘klimaatverandering is gearriveerd’. Hij benadrukte hierbij dat de klimaatopgave een partij-overstijgende opgave is. Demissionair premier Rutte heeft dit moment gemist bij de overstromingen in Limburg en de grenslanden België en Duitsland. Hij sprak in algemene termen. Hij vond het ‘niet passen’ om nu stellige uitspraken te doen. Hij zei in Limburg vooral te ‘willen luisteren’. ‘We moeten laten zien dat we in Nederland schouder aan schouder staan. De veerkracht die ik hier in Limburg zie, daar kunnen we nog van leren’. Laat hij het momentum van het regeerakkoord nu wel benutten.

Als tweede: aanpak op de juiste schaal. Een recent voorbeeld is de reductie van de CO2 uitstoot bij staalfabriek Tata Steel. Het debat over een lange termijn oplossing staat bij het demissionaire kabinet op de agenda. Het recente RIVM-onderzoek, waaruit bleek dat de stoffen die Tata Steel uitstoot gevaarlijk kunnen zijn voor kinderen die buitenspelen, maakt duidelijk dat het onze gezondheid raakt. Tata Steel voldoet echter aan de huidige wetgeving, met een accent op het milieu en minder op gezondheid, mede door Brusselse normen. Nieuw kabinet neem je verantwoordelijkheid en agendeer dit in Brussel! Dit wordt onderschreven door directeuren van 230 medische tijdschriften. Het falen van de wereldleiders om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graden en de natuur te herstellen, vormt op dit moment de grootste bedreiging voor de volksgezondheid.

Het in beeld brengen en stimuleren van koplopers is cruciaal


En als derde: herken en zet in op koplopers. In 2022 treedt de Omgevingswet in werking. Hierbij hoort één Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het in beeld brengen en stimuleren van koplopers is hierbij cruciaal. Deze groepen schetsen nieuwe en innovatieve mogelijkheden voor een samenhangende aanpak van de opgaven waar we voor staan. Zulke koplopers zijn integraal werkende stedenbouwkundige, architecten en landschapsarchitecten. Zij hebben al in een vroeg stadium op concrete tastbare wijze de mogelijkheden van groene stedelijke leefomgevingen, met aandacht voor CO2-vermindering, biodiversiteit, gezonde leefomgeving, wateropvang en autovrije buurten op de kaart gezet. Evenals de mogelijkheden van circulair bouwen, groene daken en gevels die bijdragen aan CO2-opvang, verkoeling, waterafvoer en ruimte voor vogels geven.

Hoe nu verder? De nieuwe formateur Remkes staat voor de schone taak het hoofd koel te houden om nieuwe verkiezingen te voorkomen. Hij staat voor de opgave om partijen uit hun hok te laten komen. Dit vraagt openheid en overtuigingskracht in het profileren, met aandacht voor partijwaarden en het scheppen van vertrouwen (juist bij de achterban) bij concessies. Mocht het komen tot een minderheidskabinet hebben ze dit alles nog harder nodig om met diverse partijcoalities te komen tot het nemen van hoognodige politieke keuzes. Dames en heren, na bijna zes trieste maanden steek nu je kop boven het maaiveld uit!

5 leestips voor anders omgaan met onze natuurlijke leefomgeving

Agnes Franzen geeft vijf leestips om je verder mee te nemen in de immense opgave voor onze natuurlijke omgeving en mogelijke oplossingsrichtingen: wetgeving, monitoren, inspiratie uit een boek over de publieke structuur van Nederland, een nationale investeringsagenda en als slot concrete voorbeelden uit de ontwerpwereld.

Na het holoceen leven we nu in het antropoceen. Een term gemunt door de dit jaar overleden Nederlandse meteoroloog en Nobelprijswinnaar (1995) Paul Crutzen. Waar in het holocene tijdperk de veranderingen in de natuur het gevolg waren van geologische processen, zijn die nu het gevolg van menselijke ingrepen en gedrag. De urgentie van een andere omgang met onze natuur is de afgelopen weken weer eens voor iedereen zichtbaar geworden. De niet eerder voorgedane hitte in het noordwesten van de Verenigde State en het westen van Canada. Waarbij als gevolg van de hitte bosbranden het dorp Lytton, ten noorden van Vancouver, bijna volledig in de as is gelegd. En dichter bij de recent overstromingen van rivieren in Nederland, België en Duitsland met verwoesting van huizen en hun omgeving en vele doden in het buitenland.

Een antwoord vinden op de klimaatverandering en anders omgaan met onze natuur is een wereldwijde opgave. Zoals Roxane van Iperen (jurist en schrijfster) in het programma Zomergasten op 25 juli j.l. (VPRO) duidelijk maakte, dragen individuen hier maar in bescheiden mate aan bij. De daadwerkelijke verandering moet volgens haar komen uit een verandering van huidige systemen.

‘De daadwerkelijke verandering moet komen uit een verandering van huidige systemen’


Een actueel voorbeeld van zo’n verandering is het programma met bijbehorende wetten van de Europese Greendeal met de ambitie om Europa in 2050 het eerste klimaatneutrale continent te laten zijn. Onderstaand vijf leestips van hoge naar lagere schaalniveaus om je verder mee te nemen in de immense opgave voor onze natuurlijke omgeving en mogelijke oplossingsrichtingen: wetgeving, monitoren, inspiratie uit een boek over de publieke structuur van Nederland, een nationale investeringsagenda en als slot concrete voorbeelden uit de ontwerpwereld.

  1. Ecocide, staat voor grootschalige, langdurige en wijdverspreiden beschadiging van de natuur. Zie het als misdaad. Bescherm de aarde, verander de wet. Een ecocidewet moet ervoor zorgen dat bedrijven en landen hun gedrag veranderen. Aldus een internationaal panel van gerenommeerde juristen (pdf). Het voor de wet opgestelde document is uitgangspunt voor een lobby bij de Verenigde Naties en individuele landen. Kijk hoe je hierop kunt anticiperen. Zie: https://www.stopecocide.nl/
  • Het CBS heeft een Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals ontwikkeld, die over meer gaat dan onze economie en inkomen. Er wordt niet alleen in het ‘hier en nu’ gekeken, maar ook hoe het welvaartsstreven druk legt op volgende generaties in Nederland en elders. De kwaliteit van onze natuurlijke omgeving maakt hier nadrukkelijk onderdeel van uit. Bij de jaarlijkse presentatie in mei, kwam naar voren dat juist op dit aspect sprake is van een negatieve trend. Zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2021/20/monitor-brede-welvaart-de-sdg-s-2021 
  • Laat je inspireren met het (digitale) boek Meer Wel gelanceerd, initiatief van de vereniging De Publieke Zaak met Mickey Huibregtsen (oud-topman adviesbureau McKinsey) als voorzitter. Een boek met 150 ideeën om de publieke structuur van Nederland te verbeteren en met inspirerende voorbeelden over milieu, energie en duurzaamheid opgaven (Hoofdstuk tien: Positieve energie). Met als belangrijke vraag: wat zijn de belemmeringen in het samenwerken tussen relevante spelers? Doordat de natuuropgave raakt aan zoveel opgaven is het ingewikkeld om een gemeenschappelijke taal te vinden. Dit belemmert een vruchtbare dialoog om oplossingen te vinden, mede doordat oplossingen vaak snel in de techniek worden gezocht. Voor een inleiding over dit boek zie: https://www.youtube.com/watch?v=ryfnckyx3-g
  • Maak als Rijk een nationale investeringsagenda met aandacht voor sanering van milieubelastende oude functies, klimaatadaptatie op gebiedsniveau, natuurherstel en landschapsverbetering. Zie: https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/kabinet-zet-in-op-een-nationale-investeringsagenda/
  • Landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen die inspanningen voor natuur concreet maken. Zoals meer groen en water in de stad voor hittestress en het in spelen op intense regenbuien, bij te dragen aan biodiversiteit, een circulaire aanpak en inzet op een gezonde leefomgeving. Zie:
    • Inspirerende voorbeelden van Benno Strootman voormalig Rijksadviseur voor het landschap op https://strootman.net/ en het recent aan demissionaire-minister Landbouw Carola Schouten aangeboden rapport ‘Naar een ontspannen Nederland’ dat hij samen met Jan Willem Erisman, stikstofexpert en hoogleraar duurzaamheid aan de Universiteit Leiden schreef. Zie: https://ontspannennederland.nl/
    • Nanda Sluijsmans in een recente presentatie voor het KAN platform, netwerk van marktpartijen en gemeenten over klimaatadaptief bouwen mét de natuur. In het filmpje https://youtu.be/AbT-m53BAGQ heel beknopt enkele van haar cruciale ontwerpprincipes bij klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen. Met als boodschap: niet complex, durf andere keuzes te maken!
    • Ad de Bont (Urhan) in het recent uitgekomen boek in samenwerking met Provincie Gelderland en Gemeente Apeldoorn. Hoe maak je de buitenruimte uitnodigend aan de hand van zes ambities, waarvan ‘natuur de stad’ in, er één van is. Zie: http://www.urhahn.com/boek-buitenkansen-voor-een-uitnodigende-buitenruimte/

Bovenstaande leestips gaan in op een andere omgang met onze natuur, op verschillende niet los van elkaar staande schaalniveaus. Heftige regenbuien en extreme hitte blijven en aanpak hiervan zal net als bij de stikstof opgave niet altijd van een leiendakje gaan. De natuur omringt ons allemaal. Ontdek hoe je aan de geschetste uitdagingen in je dagelijkse leef- en werkomgeving een bijdrage kunt leveren. En hoe je daarmee kunt agenderen welke systeemveranderingen nodig zijn!

Verschenen op ROmagazine

De zee maximaal benutten in plaats van een landschap vol turbines en masten

Het nieuwe kabinet moet indringende ruimtelijke keuzes maken voor het landelijk gebied, anders gaan de leefbaarheid en de kwaliteit verder achteruit ondanks de kansen die er liggen. Dat is de conclusie van het rapport Kiezen én delen, opgesteld op verzoek van de Tweede Kamer. Hierbij moeten we niet uit het oog verliezen dat het afgelopen decennium in ons landschap al grote veranderingen hebben plaatsgevonden. Windmolens zijn hier een goed voorbeeld van. Ze zijn populair als één van de meest kosteneffectieve wijzen voor het produceren van hernieuwbare energie. In 2014 zijn door het toenmalige kabinet elf, door de provincies aangedragen, windmolenparken op land aangewezen. Laten we eens kijken wat daar vervolgens mee is gebeurd en wat we daar zeven jaar later van kunnen leren voor de Regionale Energiestrategieën.

Als eerste de hinder van geluidsoverlast. Deze is mede afhankelijk van de grootte van de windturbines en de nabijheid van bedrijven en woningen of de plek in voorheen rustige landschappen. Marjolein de Vos schrijft hierover mooie signaleringen in haar column (NRC maart 2019):  “Ik las laatst in een verslag van een zitting bij de Raad van State over windmolens bij het Groningse Meeden over ‘sfeerwoningen’: huizen die veel overlast zullen krijgen van de geplande windmolens, maar daar niet tegen beschermd worden omdat ze geacht worden tot de inrichting van het windmolenpark te behoren. De bewoners zullen op de molens uitkijken, ze zullen de slagschaduwen over zich heen zien flitsen, ze zullen het hoge fluitsuizen horen waar nu nog stilte heerst. De stilte waarom ze daar zo graag woonden’.

Betrek bewoners nadrukkelijker bij initiatieven voor windmolen- en zonneparken

Klachten die we ook bij het windmolenpark in de Drentse Veenkoloniën horen. Een heel ander geluid komt uit het park bij Goeree Overflakkee-Noord. Hier voldeden tien woningen niet aan de normstelling. De hogere geluidbelasting dan de wettelijke norm is geaccepteerd omdat de bewoners betrokken zijn bij het windpark. Ze hebben een bijzondere functie, taken als toezichthouder in relatie tot het windpark en economisch profijt. Hierdoor wordt de geluidbelasting als minder hinderlijk ervaren. En is voor de bewoners sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Een tweede punt waar kritisch naar moet worden gekeken is de combinatie met grote energieslurpende voorzieningen zoals de datacenters. In de Noord-Hollandse Wieringermeerpolder is vorig jaar het grootste windmolenpark van Nederland geopend, dat mede energie levert aan een aantal datacenters. Andere datacenters in de nabijheid van windmolens zien we in de Eemshaven en bij het recente voornemen voor het grootste datacenter van Nederland in Zeewolde. Naast het forse energieverbruik is horizonvervuiling een veelvoorkomende klacht bij deze centers, en verder het verdwijnen van landbouwgrond en het gebruik van koelwater. Zo kan een tekort aan water in droge zomers ontstaan en bestaat het risico van oppervlaktewatervervuiling. Zeewolde heeft daarom al aangegeven dat er niet met drinkwater mag worden gekoeld.

Netwerkverzwaring is bij de energietransitie in Nederland een grote meerjarige investeringsopgave

Een minstens zo belangrijk derde punt zijn de benodigde investeringen in het elektriciteitsnetwerk. In alle genoemde provincies wordt het netwerk mede door de windmolenplannen op dit moment zwaar overbelast. Zo horen burgers en bedrijven op verschillende plaatsen in Nederland dat er een gebrek is aan capaciteit op het elektriciteitsnetwerk. Netwerkverzwaring is bij de energietransitie in Nederland een grote meerjarige investeringsopgave. Tennet gaat uit van een jaarlijkse investering van 4-5 miljard euro ofwel 40-50 miljard tot 2030 voor onderhoud en aanleg op land en de Noordzee. Naast de overheid gaan ook burgers dit merken in hun portemonnee. Bovendien is de aanleg van nieuwe hoogspanningsmasten en transformatorstations een ruimtelijke en zichtbare opgave. Niet alles kan ondergronds worden aangelegd.

De verandering van een aantal van onze landschappen is al in gang gezet. Niet voor niets, windenergie is immers op dit moment één van de belangrijkste duurzame energiebronnen om de klimaatdoelstellingen te halen. Enkele aandachtspunten hierbij. Waar zetten we, naast wettelijke stiltegebieden, in op de niet-formele stiltegebieden? Het is belangrijk om meer zicht krijgen op de effecten van datacenters en we dienen kritisch te zijn ten opzichte van andere nieuwe grote energievreters. En hoe willen we dat ons energienetwerk er de komende dertig jaar gaat uitzien? Net als windmolens doen hoogspanningsmasten iets met ons landschap. Daarom de vraag waar kleine zelfvoorzienende windmolens passen die het net niet belasten?

Het aanleggen van zeewindparken wordt steeds goedkoper

Tot slot, vorig jaar groeide het aantal windturbines op zee ruim twee keer zo hard als in 2019. Waar hier in 2016 nog subsidie voor nodig was, zijn in 2019 de eerst huurafspraken gemaakt voor energiewinning. Het aanleggen van zeewindparken wordt steeds goedkoper. Gelukkig maar, want laten we het Nederlandse landschap niet verder ongemerkt vollopen met grote windturbines en elektriciteitsmasten. Laten we de mogelijkheden op zee maximaal benutten en kritisch bekijken welke andere oplossingen mogelijk zijn voor een toekomstbestendige en betaalbare energietransitie. Met voor op land in gedachte dat windmolens een levensduur hebben van zo’n twintig jaar en dus ook tijdelijk kunnen zijn.

Uit het nieuws: Fop-enquête

Driekwart van de bewoners is voor de komst van windmolens. En dat in een gemeente midden in het Groene Hart. De uitslag van een bewonersenquête in het Zuid-Hollandse Alphen aan den Rijn zorgde voor veel verbazing. En niet ten onrechte, blijkt uit onderzoek van de Volkskrant. Gemeenteambtenaren blijken bij het opstellen van de enquête “nogal sturend te werk zijn gegaan. Critici in Alphen spreken tegenover de Volkskrant van ‘manipulatie’. De lokale SP-fractie heeft 32 raadsvragen ingediend over de ‘fop-enquête’.

De casus in Alphen staat niet op zichzelf. In veel meer gemeenten en regio’s regent het volgens de krant klachten wanneer bewoners via een enquête zijn geraadpleegd over de aanleg van duurzame energiebronnen. Ank Michels, universitair hoofddocent bij het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht, stelt in het artikel dat burgers op deze manier voor de gek worden gehouden. “Gemeenten weten dat die windturbines er hoe dan ook gaan komen. Wat je nu ziet is dat enquêtes vooral instrumenteel worden ingezet, om aan te tonen dat er draagvlak is voor de energietransitie. Met als gevolg dat burgers zich in de maling genomen voelen, en het draagvlak alleen maar slinkt.”

Het burgerforum klimaat als satéprikker voor integrale oplossingen

Een actueel maatschappelijk onderwerp is de veranderende verhouding tussen overheid en burgers. Lokaal zien we dit al langer, maar ook nationaal groeit de aandacht hier nu voor. Zo diende Tweede Kamerlid Agnes Mulder van het CDA eind 2020 een motie in met de vraag hoe burgers bij het klimaatbeleid en de uitvoering hiervan kunnen worden betrokken. Hierop heeft het kabinet een onafhankelijke adviescommissie, onder leiding van voormalig ombudsman Alex Brenninkmeijer, gevraagd hier onderzoek naar te doen en advies te geven. Een belangrijke uitkomst is het voorstel van een burgerforum om onze democratie te versterken. Dit is een representatieve groep burgers die meningen uitwisselt en beleid bedenkt of adviseert over het klimaatvraagstuk.

Deze aanpak over algemene belangen zien we steeds vaker. Zo ontstond in België na een politieke aardverschuiving in de federale verkiezingen in 2010 het burgerinitiatief G1000 als antwoord op de impasse waarin de politiek belandde. Het eerste overleg van gewone burgers over voor hen relevante politieke thema’s vond plaats op 11 november 2011, met als doel ‘verse zuurstof’ te leveren voor de politieke impasse. Hiermee wordt een democratie bevorderd waarin burgers een beleidsbepalende invloed hebben op het bestuur en gelijkheid.

Een ander recent voorbeeld is het initiatief in 2019 van de Franse president Macron. Hier zijn 150 burgers ingeloot om een antwoord te bedenken op de klimaatcrisis. Voor deze aanpak is mede gekozen naar aanleiding van protest van de Gele Hesjesbeweging in 2018 tegen het verhogen van de accijnzen op diesel en benzine en het onder druk staan van voldoende inkomen voor levensonderhoud. Later kwam er ook protest tegen de hoge belastingen en het bredere beleid van de regering Macron. In deze periode raakten meer dan 2.500 betogers en voorbijgangers gewond, waarop Amnesty vroeg om een onderzoek naar politiegeweld. Niet iets om na te streven, denkend aan recente protesten in Nederland van boeren tegen de stikstofaanpak of van bezorgde burgers tegen datacentra en windmolens, zoals recent op IJburg. Het advies voor een Burgerforum Klimaat komt dus op het juiste moment.

We kunnen leren van het initiatief van president Macron

De klimaatopgave raakt aan verschillende andere grote ruimtelijke opgaven. Hoe kan het Rijk dit naast het betrekken van burgers het beste oppakken? In een recent opiniestuk op Gebiedsontwikkeling.nu stelt Geurt van Randeraat (directeur SITE) onder meer dat de NOVI acht zogenaamde NOVI-gebieden (waarvan er drie definitief door de minister zijn benoemd) een onduidelijk karakter hebben. Het zouden ‘belangrijke gebieden’ zijn, maar bij lang niet alle locaties speelt de meervoudige problematiek. Van Randeraat vraagt zich af waarom het Rijk niet teruggrijpt naar de uitvoeringskracht en helderheid van de Sleutelprojecten uit de Vierde Nota over de ruimtelijke ordening. “De koppeling van de systematiek van de Sleutelprojecten aan integrale gebiedsopgaven als game changer. Met Rijksregie om te komen tot een integraal ruimtelijk en programmatisch perspectief voor meerdere opgaven en een integrale zak geld.”

Een pleidooi dat naadloos aansluit bij het initiatief van de NOVI-alliantie, een brede coalitie van NEPROM, middelgrote gemeenten (G40), VNO-NCW, Staatbosbeheer, de openbaarvervoerwereld en de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG) om samen met bestuurders in vijf regio’s te werken aan integrale regionale investeringsagenda’s (RIA’s). Dit voorkomen van een sectorale aanpak geldt net zo goed voor het Burgerforum Klimaat. Het zou zich moeten richten op het aandragen van dwarsverband-oplossingen; niet alleen ruimtelijk maar ook vanuit sociaal perspectief. Hierbij kunnen we leren van het initiatief van Macron. Hij stelde voor het burgerdebat de vraag: “Hoe kunnen we op sociaal rechtvaardige wijze tot 2030 de uitstoot van broeikasgassen met minstens 40 procent verminderen, vergeleken met 1990?”

Sinds begin jaren ’90 is Nederland rijker, maar de inkomensongelijkheid is fors toegenomen

Ook in Nederland speelt immers de vraag naar sociale rechtvaardigheid. Een belangrijk weten hierbij is dat we als land steeds rijker zijn geworden sinds het eind van de vorige eeuw, maar dat 50 procent van de inwoners deze groei niet terugziet in hun portemonnee. Sinds begin jaren ’90 is Nederland rijker, maar de inkomensongelijkheid is fors toegenomen. Zo krijgt sinds eind vorige eeuw de bovenste 10 procent inwoners een steeds groter deel van wat we met zijn allen verdienen, en de arme 50 procent een steeds kleiner deel (zie ook Scheefgroei in de polder van BNNVARA). Dit heeft naast het veel gehoorde ‘vinden van een betaalbare woning’ ook effect op de mogelijkheden van een groot aantal burgers om financieel bij te dragen aan de klimaatopgave.

Hoe verder? Het betrekken van burgers bij ruimtelijke vraagstukken is niet nieuw en er zijn al vele (digitale) vormen op wijkniveau. De vraag vandaag is hoe we burgers een bijdrage kunnen laten leveren aan een integrale aanpak van de grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan. Laat het Burgerforum Klimaat als verbindende satéprikker bijdragen aan fysieke integrale oplossingen met aandacht voor sociale rechtvaardigheid. Dit is een aanpak die past bij de veel gehoorde oproep aan de nieuwe regering om niet met een dichtgetimmerd regeerakkoord te komen, maar ruimte voor debat te geven aan de Tweede Kamer en in de samenleving. Dit helpt om te werken aan een breed draagvlak voor de aanpak van de klimaatopgave en het slim en sociaal rechtvaardig koppelen van investeringen voor de complexe (en deels botsende) opgaven waar we in ons kleine kikkerlandje voor staan.

Maak van de NOVI-Uitvoeringsagenda een levende leeromgeving

Op 31 maart vindt de NOVI-conferentie plaats onder het motto ‘van visie naar uitvoering’. Centraal op deze conferentie staat ‘informeren en inspireren’. De Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG) zal op deze dag met TU Delft hoogleraar gebiedsontwikkeling Co Verdaas een livestream verzorgen. Hij zal het gesprek aangaan over de dilemma’s van sturen op samenhang en de lange termijn, in tijden van grote onzekerheid. En hoe overheden, marktpartijen en maatschappelijke partners hiermee om kunnen gaan.

De opgaven waar we voor staan zijn groter dan de beschikbare ruimte in Nederland. Dit vraag om meer regie en sturing vanuit het Rijk. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de bijbehorende Uitvoeringsagenda (2021-2024, pdf) maken onderdeel uit van een proces waarin één overheid – samen met de samenleving – werkt aan de doelen, ambities en een integrale aanpak van de prioritaire NOVI-opgaven. De NOVI wordt door het Rijk samen met medeoverheden en maatschappelijke partijen gebiedsgericht uitgewerkt in omgevingsagenda’s, gebiedsagenda’s en NOVI-gebieden. De omgevingsagenda’s dienen als integratiekader om de verschillende programma’s in gebieden bij elkaar te brengen.

Vertrouwen essentieel voor samenwerking

Op 3 maart ondertekende de VNG, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en minister Ollongren de Samenwerkingsafspraken bij de NOVI. Houding en gedrag zijn een belangrijk punt hierin om tot gezamenlijke uitvoering te komen. “In de samenwerkingsprocessen organiseren we dit leren expliciet door continue reflectie in te bouwen. Zo kunnen we patronen signaleren en doorbreken. Daarmee creëren we een setting voor samenwerking waarin we elkaar kunnen coachen, waarbij we begrip voor elkaar hebben en waar we ons kwetsbaar op kunnen stellen. Zo ontstaat vertrouwen.”

Vertrouwen geldt in de NOVI Samenwerkingsafspraken terecht als essentieel element

Gezamenlijke uitvoering van de gebiedsagenda’s vraagt naast sectorale kennis om integrale samenwerking binnen en buiten de overheid. Dit is niet altijd eenvoudig, het stapelen van ambities werkt niet. Binnen de omgevingsagenda worden dan ook de eerste afgewogen keuzes gemaakt binnen en tussen beleidsvelden. Welke opgaven krijgen in een bepaald gebied prioriteit? De noodzakelijkheid van het maken van afwegingen zowel in de omgevings- als gebiedsagenda’s is geen nieuw inzicht maar gezien de grote opgaven waar we voor staan vaak wel complexer dan in het verleden. Om die afwegingen te maken is vertrouwen tussen partijen nodig. En vertrouwen wordt in de NOVI samenwerkingsafspraken dan ook terecht als essentieel element benoemd.

Regionale investeringsagenda’s

Een voorbeeld van het werken in en aan vertrouwen is de NOVI-alliantie, een brede coalitie van NEPROM, middelgrote gemeenten (G40), VNO-NCW, Staatbosbeheer, de openbaarvervoerwereld en de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling heeft het initiatief genomen om samen met bestuurders in vijf regio’s in Nederland aan regionale investeringsagenda’s (RIA’s) te werken. Dit om de NOVI-ontwerpnota van het Rijk samen met de 1 miljard euro voor de woningbouwimpuls te vertalen naar uitvoering voor het komend decennium. De NOVI-alliantie zet voor de RIA’s als eerste in op het integreren van verkokerde investeringen. Het tweede punt in de aanpak is publiek-private samenwerking nieuwe stijl (langjarig, strategisch, samenhang tussen infra-klimaat-groen-woningbouw-verstedelijking-economie, et cetera). Als derde wordt ingezet op meer stabiliteit, voorspelbaarheid, innovatie, financiële ‘zekerheid’, onder andere door het bundelen van investeringen.

De uitvoeringsgerichte RIA’s maken het zo mogelijk verder in de tijd te kijken en in te zetten op regionaal draagvlak en een afweging van benodigde investeringen. Zo kan met betrokkenheid van lokale partijen worden gekeken welke (lange termijn) ruimtelijke keuzes en integrale aanpak het beste passen. 

De Uitvoeringsagenda vraagt om specifieke kennis en expertise

Digitale leeromgeving

Uitvoeringskracht vraagt naast vertrouwen ook om specifieke kennis en expertise. Tevens is het een leeromgeving. Op dit moment is er op veel plekken een gebrek aan mensen met de benodigde capaciteiten en competenties. De beschikbaarheid van deskundigheid is zeker voor de middelgrote en kleine gemeenten, maar ook aan de private kant een belangrijk aandachtspunt. Het uitwisselen van mensen tussen gemeenten, provincies en private partijen kan een belangrijke bijdrage leveren om elkaars omgeving en werkwijze te snappen. Het draagt, naast het uitwisseling van kennis en ervaring bij aan begrip voor elkaars positie, het leren van elkaars taal en zo ook aan vertrouwen tussen partijen. De SKG kan – voor het cyclisch proces van de NOVI – met haar publieke en private partners hieraan een belangrijke bijdrage leveren in samenwerking met de TU Delft en andere kennisinstellingen. Een digitale leeromgeving is hierbij een essentieel onderdeel. Ook kan gedacht worden aan een programma waarin ‘meesters’ (ervaring; sommige patronen/processen zijn van alle tijden) gekoppeld worden aan een gezel (frisse ideeën).

In de Samenwerkingsafspraken bij de NOVI is aandacht voor stilstaan bij de voortgang van de transitieopgaven en de gezamenlijke inzet hierbij. “De jaarlijkse NOVI conferentie vormt een moment om stil te staan bij en gezamenlijk te bekijken hoe de samenwerking verloopt tussen de verschillende overheden. Wat gaat goed en op welke terreinen liggen nog aandachtspunten? Verder is in het cyclische proces van de NOVI een tweejaarlijkse effectenmonitor opgenomen. Deze monitor brengt de voortgang van de verschillende transitieopgaven in beeld. Met behulp van deze monitor kan gezamenlijk worden bezien hoe de samenwerking verloopt en waar eventueel meer aandacht nodig is.”

Een digitale leeromgeving is een noodzakelijke aanvulling om de beoogde werkwijze van de NOVI, namelijk ‘permanent en adaptief’, met betrokken partijen vorm te geven.

Schaarste: het nieuwe normaal?

Schaarste aan tijd dat kennen we allemaal. Maar de coronapandemie legt bloot dat er ook andere vormen van schaarste zijn. Zo zorgt het bij diverse leeftijdsgroepen voor eenzaamheid, een vorm van psychologische schaarste. Het is immers lastiger geworden om familie en vrienden te zien. Naast dat het bijdraagt aan gemis en spanning in sommige huishoudens, zien we door het thuiswerken een herwaardering van schaarse tijd.

In het ruimtelijk domein hebben we ook te maken met schaarste. Zo horen we bijna dagelijks over het tekort aan woningen. En worden we als gevolg van klimaatverandering geconfronteerd met diverse vormen schaarste. Denk aan grondstoffen. Europa is voor haar grondstoffen sterk afhankelijk van andere continenten. Mondiale politieke factoren spelen dus een belangrijke rol. Zo worden we regelmatig geconfronteerd met grote prijsfluctuaties. Als antwoord op deze vorm van schaarste en het verminderen van de CO2-uitstoot heeft Nederland als doel om in 2050 volledig circulair te zijn. Om dit doel te bereiken pleitte staatsecretaris Van Veldhoven (I&W) aan de hand van de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER 2021) van het PBL voor één circulaire economiewet.

Een andere vorm van schaarste zien we bij ons drinkwater. Het jaar 2020 staat in de top-tien van droogste jaren ooit gemeten. Deze droogte is tastbaar op hooggelegen zandgronden en bij lage rivierstanden. Als bij de zandgronden het grondwaterpeil te laag staat, kan er minder water uit de grond worden gepompt. Voor de rivieren is de Maas een goed voorbeeld. Deze rivier levert kraanwater aan vier miljoen mensen in de provincies Zuid-Holland, Zeeland en een deel van Limburg. Vanwege de beperkte voorraad aan zoet grondwater in deze gebieden is men hier voor drinkwater grotendeels afhankelijk van oppervlaktewater van de rivier. Bij een lage rivierstand neemt het volume af en stijgen de concentraties verontreinigingen die ververst moeten worden met als gevolg een lagere beschikbaarheid en soms dus ook schaarste aan drinkwater.

Tot slot de schaarste in de elektriciteits- én warmtevoorziening (41 procent van de energievraag). In het Klimaatakkoord zet Nederland in op 100 procent duurzame bronnen in 2050. Maar op dit moment is fossiel aardgas nog de belangrijkste energiebron voor driekwart van de huishoudens. Hiermee is Nederland op dit moment grotendeels zelfvoorzienend. Het risico op schaarste ontstaat als de aardgasbron in Groningen in 2030 naar nul is teruggeschroefd. Het gevolg is dat we steeds vaker stroom moet importeren. Hoe dit precies vorm gaat krijgen is voor een deel nog onzeker. Daarbij zijn nieuwe energiebronnen zoals windenergie en zonnepanelen minder stuurbaar en weersafhankelijk, waardoor de stroomvoorziening lastiger te voorspellen is. Ook kan ons netwerk deze nieuwe vormen van energie in sommige delen van ons land nog niet aan. Verder zien we dat nieuwe systemen niet altijd optimaal functioneren. Zo nam het programma Radar ons recent mee in de werking van het collectieve WKO-systeem. Burgers worden hierbij via het warmtenet met één leverancier voor lange termijn aangesloten op dit systeem en hebben regelmatig te maken met uitval in de levering van warmte of elektriciteit.

Schaarste het nieuwe normaal? De geschetste ontwikkelingen maken duidelijke dat we er de komende jaren steeds vaker mee te maken krijgen. Wat vraagt dit van ons? Wetgeving is een belangrijk instrument, maar de schaarste vraag ook om een verandering in ons gedrag. Ben Tiggelaar is een auteur die regelmatig zijn inzichten over gedragsverandering met ons deelt. Zo geeft hij aan dat gedragswetenschappers kijken naar het samenspel tussen drie factoren: capaciteit, motivatie en omgeving. Kortom je moet een nieuwe handeling kúnnen uitvoeren, je moet het willen, en de omgeving moet je de gelegenheid bieden om het te doen.

Met de circulaire aanpak zijn we al relatief ver, zeker als de circulaire economiewet politiek doorgang krijgt. Kijken we echter naar de drinkwatervoorziening dan staan we nog in de fase van kunnen en willen uitvoeren. Met daarbij een belangrijke verantwoordelijkheid voor ons als burgers. Denk aan minder vaak douchen, de regenpijp in de zomer los met afvoer naar de openbare ruimte of minder tegels en minder sproeien in de tuin. Daarnaast is waterbuffering voor droge tijden belangrijk, evenals het kijken voor welke functies zogenaamd grijs water (circulair) bruikbaar is. Het overstappen naar een andere energievorm is nog niet zo eenvoudig, maakt de Proeftuin Aardgasvrije wijken duidelijk. Ook hier is een belangrijke les het centraal stellen van de burger. Om hen te motiveren is het belangrijk dat er antwoord wordt geven op vragen en onzekerheden. Krijg ik mijn huis warm? Kan ik dit wel betalen? En welke inbreng kan ik leveren?

Hoe verder? Voor gebiedsontwikkeling is de vraag hoe we bij burgers het bewustzijn voor de verschillende vormen van schaarste op onze planeet kunnen vergroten en ze er op de juiste wijze bij kunnen betrekken. Wat zijn de juiste prikkels? Niet makkelijk leert de coronacrisis ons. In ons kleine landje met een vrij volk lijkt het opnemen van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid niet eenvoudig….

Het kapitalisme van morgen

Vorige week vond in Davos het World Economic Forum plaats. De pandemie, het klimaat en de verhoudingen tussen het westen en China stonden centraal. Een belangrijke vraag was of we alles anders gaan doen na de pandemie? Of naar een boek van de leidende figuur Klaus Schwab bij dit Forum: is het tijd voor een Great Reset? Minder sociale ongelijkheid, meer maatregelen voor het klimaat, met meer staat en minder vrije markt. Bondskanselier Angela Merkel stelde dat het niet ging om een reset van doelen, maar om een reset in vastberadenheid waarmee we dingen doen. Volgens haar heeft de pandemie laten zien hoe kwetsbaar de mens is en dat de mens ondanks alle technologische vernuft nog steeds deel uitmaakt van een natuurlijke omgeving.

Kijken we naar gebiedsontwikkeling, dan denk ik dat zowel Schwab als Merkel een boodschap hebben die aansluit bij de uitvoeringsagenda van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De uitvoeringsagenda richt zich op de uitwerking van vier prioriteiten met bijbehorende beleidskeuzes. De eerste prioriteit is ruimte voor klimaatadaptie en energiestrategie, de tweede duurzaam economisch groeipotentieel. Als derde willen we sterke, gezonde steden en regio’s, en de vierde prioriteit betreft de toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit gebeurt vanuit een breed welvaartbegrip. Dus kijken naar de puur economisch waarde én naar maatschappelijke waarden.

Een belangrijke vraag is hoe we aan deze waarden invulling kunnen geven. Vanuit het perspectief van het VN-Klimaatakkoord van Parijs is het door John Elkington in 1994 gelanceerde People, Planet, Profit (PPP) een bruikbaar handvat. Passend bij een breed welvaartbegrip is het de kunst een evenwicht te vinden tussen de drie P’s. Maar recent (2018) verwoorde Elkington dat sinds de lancering de aandacht vooral naar profit uitging. Succes of falen van duurzame oplossingen moet volgens hem niet alleen worden bekeken vanuit het perspectief van winst of verlies, maar ook vanuit het oogpunt van welzijn van mensen en een gezonde aarde. Hij ziet dit als de start van ‘het kapitalisme van morgen’.

‘De economie moet in dienst staan van hogere doelen, en menselijke en ecologische belangen dienen’

Om de betekenis van dit begrip concreet te maken is het goed een onderscheid te maken naar de traditionele economie gericht op groei en een brede welvaartseconomie. Volgens Kathering Trebeck, voortrekker van de wereldwijde beweging voor een Wellbeing Economy is het huidige systeem onrechtvaardig, onstabiel, niet duurzaam en maakt het mensen ongelukkig. Verwar middel en doel niet, stelt zij. De economie moet in dienst staan van hogere doelen, en menselijke en ecologische belangen dienen. Gegeven deze kritiek en wat Elkington aanhaalt bij zijn PPP-benadering sluit het boek Donut Economy (2017) van Kate Raworth hier naadloos op aan. Ze pleit ervoor om de economie te laten balanceren tussen een sociale ondergrens gevormd door mensenrechten zoals veiligheid, gezondheid en voldoende eten en een ecologische bovengrens die gaat over luchtvervuiling, klimaatverandering en bodemuitputting.

Gelukkig zien we bij gebiedsontwikkeling een groeiende aandacht voor de geschetste punten en een benadering vanuit brede welvaart ofwel een welzijnseconomie. De vraag is hoe we met de NOVI Uitvoeringsagenda hier verder vorm aan kunnen geven en verder kijken dan de besluitvorming en de benodigde investeringen. Een technocratische aanpak, waarin het beleid wordt vormgegeven aan de hand van adviezen van experts en relevante analyses is in deze tijd niet meer voldoende om tot ruimtelijke oplossingen te komen. Er is een grote diversiteit aan grote maatschappelijke opgaven. Dat maakt dat er verschillende publieke, private en maatschappelijke partijen zijn, ieder met een eigen maatschappelijke agenda en vanuit diverse waarden, gedurende het proces om tot uitvoering te komen.

De recente protesten van burgers tegen overheidsmaatregelen, vanuit onbegrip of economisch achterblijven, en de groei aan burgerinitiatieven bij gebiedsontwikkeling geven aan dat het belangrijk is om burgers hierbij te betrekken. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) benadrukt dit in de recente publicatie De balans van de leefomgeving, Burger in zicht overheid aan zet (2020). De positie van de burger in de ruimtelijke ordening is nog onvoldoende, luidt een van de conclusies.

‘De uitdaging blijft het slaan van bruggen tussen diverse partijen met ieder hun eigen waarden’

Het kapitalisme van morgen. Met de verkiezingen voor de deur gaan we de komende weken horen welke waarden de diverse politieke partijen belangrijk vinden en hopelijk ook hoe ze burgers willen betrekken bij de opgaven waar we voor staan. De uitdaging blijft het slaan van bruggen tussen diverse partijen met ieder hun eigen waarden. Laten we hierbij niet het pad opgaan van de verkiezingen in de Verenigde-Staten, waar het verschil in waarden via de digitale media alleen maar werd uitvergroot. Laten we ons baseren op de literatuur. Romans van het nieuwe millennium formuleren een artistiek antwoord op de verwevenheid van politiek en gevoel, gemeenschap en het individu. De ik kan niet zonder de omgeving en anderen. Verbondenheid staat niet in de weg van ideologische spanningen en politieke debatten, maar is juist datgene wat een werkelijk engagement vereist. ‘Wie zichzelf overwint, is sterker dan hij die de stad inneemt’*. 

Agnes Franzen, strategisch adviseur bij de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG) en TU Delft

*Citaat moeder schrijver Ingmar Heytze

Om verder te lezen:
https://www.novistukken.nl/uitvoeringsagenda/default.aspx
http://waardenbenadering.nl/waarden/
https://www.nrc.nl/nieuws/2021/01/07/de-roman-heeft-een-lichaam-gekregen-a4026640

Gebiedsontwikkeling 2021

Voor gebiedsontwikkeling heeft de coronapandemie reeds gaande ontwikkelingen verder blootgelegd. Technologische ontwikkelingen zoals het vaker thuiswerken en de groei van digitale bestellingen met als gevolg een groeiende leegstand van kantoren en winkelpanden. Maar ook daling van de CO2-uitstoot door minder lucht- en autoverkeer en het pijnlijk zichtbaar worden van de sociaaleconomische tweedeling. Denk aan onderwijs, eenzaamheid en gezond gedrag.

Breder welvaartsbegrip

De wereldwijd voelbare pandemie heeft het belang van een breder welvaartsbegrip duidelijk gemaakt. Economische groei is niet het enige dat de welvaart voor burgers bepaalt. Al in 2016 hebben de Universiteit Utrecht en RaboResearch als alternatieve welvaartsmaat de Brede Welvaartsindicator (BWI) gelanceerd. Het gebruik van deze indicator met elf dimensies van welvaart maakt het mogelijk om de samenhang en interactie tussen verschillende dimensies te achterhalen, en beleidsdilemma’s bloot te leggen. Die elf dimensies zijn: veiligheid, gezondheid, inkomen, persoonlijke ontwikkeling, milieu, baanzekerheid, wonen, maatschappelijke betrokkenheid, sociale relaties, subjectief welzijn en de werk-privébalans.

Een sterkere rol van de overheid en een breder welvaartsbegrip geven steeds vaker richting aan de grote maatschappelijke opgaven waar we in gebiedsontwikkeling voor staan. De strijd om de ruimte is hierbij een belangrijke factor. Minder landbouwgrond, meer ruimte voor natuur, hoe om te gaan met de toename van het aantal grote distributiecentra en datacenters plus de vraag hoeveel, welke en waar ruimte wordt geboden aan duurzame energieopwekking. En vanzelfsprekend hoort bij dat rijtje de vraag hoe de 1 miljoen gewenste nieuwe woningen worden ingepast, inclusief de bijbehorende infrastructuur. 

Investeringen voor ruimtelijke opgaven

De economische impact van de coronapandemie is groot. Na de kredietcrisis in 2008 was het overheidssaldo min 12 miljard, nu midden in de coronacrisis staat de teller voor 2020 op min 56 miljard. En wordt voor 2021 een tekort van 45 miljard verwacht. Gelukkig heeft het huidige kabinet voor de ‘strijd om ruimte’ wel extra middelen ingezet en deze ‘naar voren’ gehaald. Woningbouw is topprioriteit voor minister Ollongren (BZK) die dat kracht bij zet met een impuls van 450 miljoen euro voor 2021. Voor de transformatie van winkels en kantoren naar woningbouw is 20 miljoen extra vrijgemaakt. En nog eens 75 miljoen is bestemd voor verduurzaming van de gebouwde omgeving. 

Minister Schouten (LNV), richt zich met haar begroting (2 miljard euro) op het staande houden van de landbouw en visserij op de wereldmarkt. Met een stapsgewijze transitie naar kringlooplandbouw met duurzame productie van voedsel in verbinding met de natuur. Voor de energietransitie geeft de overheid steun met subsidies en investeringen via het staatsbedrijf TenneT en Invest-NL (financiert ondernemingen die Nederland duurzamer en innovatiever maken). Plus een  bijdrage uit het door ministers Wiebes (EZ) en Hoekstra (Financiën) gelanceerde groeifonds (20 miljard) om de komende vijf jaar in te zetten op herstel van onze economie.

Drie relevante vraagstukken

Naast investeringen vragen de voorliggende opgaven om een Brede Welvaartsindicatorbenadering. Met de effecten van de coronacrisis in gedachten belicht ik drie relevante vraagstukken voor gebiedsontwikkeling met handreikingen voor de agenda 2021. 

Als eerste het stimuleren van gezond gedrag. In veel steden zien we dat er naast openbare sportvoorzieningen meer ruimte komt voor fietsers en voetgangers. Maar het gaat om meer. De door Ingenieursbureau Arcadis uitgebrachte Gezonde Stad Index 2020 geeft hiervoor houvast. In de index worden vijf domeinen benoemd waaraan de gezonde stad moet voldoen. Te weten: gezond milieu, gezonde gemeenschap, gezonde gebouwde omgeving, gezonde mobiliteit en gezonde buitenruimte.

Als tweede is de vraag van belang hoe kan worden bijgedragen aan een inclusieve samenleving. Céline Janssen (promovenda leerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft) heeft dit in 2019 helder beschreven aan de hand van zeven interpretaties die ze waarnam in het veld van gebiedsontwikkeling. Het betreft: weten wat gebruikers willen, betaalbaar wonen, versterken van de sociale samenhang, zelforganisatie, kansen voor persoonlijke ontwikkeling, integreren van sociale en ruimtelijke programma’s en tot slot omgang met functies ‘die niemand wil’ zoals daklozen of een tbs-kliniek. Bruikbare voorbeelden om bij een gebiedsontwikkelingsopgave het begrip sociale inclusie concreet te maken.

En als derde de groeiende aandacht voor natuur en meer specifiek biodiversiteit. Naast het buitengebied leveren ook steden hier een belangrijke bijdrage aan. Volgens Tobias Verhoeven en Rosalie de Boer (Synchroon) zetten steden ook steeds meer in op natuurinclusieve ontwikkeling. In de praktijk wordt naast het inzetten van landschapsarchitecten ook steeds vaker samengewerkt met ecologen in gebiedsontwikkeling. Dit gebeurt vooral ‘aan de voorkant van het proces’ zodat in beeld kan worden gebracht hoe de biodiversiteit kan worden versterkt. Een mooi voorbeeld is de slogan van Breda: ‘een stad in een park’.

Verkiezingen

Op 17 maart zijn de Tweede Kamerverkiezingen. De drie geschetste punten verdienen de aandacht bij de terugkeer van een ministerie van Ruimtelijke Ordening. De mogelijkheden hiervoor worden mede bepaald door de samenstelling van het kabinet. Krijgen we een kabinet over rechts of over links of wordt het een regenboogcoalitie? Het jaar 2021 wordt in ieder geval het jaar van de coronavaccins en hopelijk ook het concreet maken van het brede welvaartsbegrip in gebiedsontwikkeling.

Corona: kans voor versnellen klimaattransitie

Corona heeft zich genesteld in vele onderdelen van de samenleving. Het heeft in Nederland even geduurd, maar ook hier zien we nu mensen met mondkapjes op straat en in winkels. Een dagelijkse confrontatie met het coronavirus. Ook voor gebiedsontwikkeling. Lege vliegtuigen, lege treinen, rustigere snelwegen. Lege kantoorruimtes, failliete winkels en gesloten horecavoorzieningen. De coronacrisis is een aanslag op onze economie. De Europese Commissie voorspelt dat de EU-landen – op voorwaarde dat nieuwe virusgolven uitblijven – op zijn vroegst in 2023 terugkeren naar hun welvaartsniveau van vóór de coronapandemie.

Europa heeft de ambitie om met de Green Deal het eerste klimaatneutrale continent te worden. Hier zijn echter veel en grote investeringen voor nodig. In de Tweede Kamer was vorige week een discussie over het gewenste tempo van energietransitie. Verantwoordelijk minister Wiebes was hier duidelijk over: ‘het is onmiskenbaar dat er extra actie nodig is om de klimaatdoelen (CO2-reductie van 49 procent in 2030) te halen’. Hij ziet dit als een belangrijke taak voor het volgende kabinet. Maar laten we ook kijken wat vandaag al kan. Laat de coronacrisis geen roet in het eten gooien, maar speel in op de trends die de klimaatdoelen versnellen. Gebiedsontwikkeling en de ontwerpende disciplines kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren.

Minder vliegen, meer treinen

Als eerste trend de verandering in vervoersbewegingen. Om te beginnen het luchtvervoer. Het zal niemand zijn ontgaan dat het passagiersvervoer per vliegtuig dramatisch is gedaald. De vraag is hoe dit zich na de coronacrisis herstelt. Een verwachte trend is dat er vaker met kleinere vliegtuigen wordt gevlogen, die van bestemming naar bestemming vliegen; ook op langere trajecten. Hiermee staat Schiphol als transferluchthaven onder druk, maar het zorgt wel voor een lagere CO2-uitstoot in de omgeving. Daarbij kan door kleine verbeteringen in het treinvervoer, zoals bijvoorbeeld minder haltes, binnen een straal van 500 tot 750 kilometer de trein een deel van het Europese luchtverkeer vervangen.

Dan het personenvervoer op de weg. Met de groei van het thuiswerken wordt het eenvoudiger om het verkeer over de dag te spreiden, zowel op de snelwegen als in het openbaar vervoer. Dit zorgt voor minder files en is in combinatie met de groeiende markt van betaalbare elektrische (deel)auto’s ook goed voor de luchtkwaliteit.

Meer aandacht voor ruimtelijke ingrepen die uitnodigen om meer te bewegen

Een tweede trend is de groeiende aandacht voor een gezonde stad. Als gevolg van corona zien we een groei van de buitensport en is de schaarse natuur en recreatief Nederland (her)ontdekt. Verder wordt in veel steden al ingezet op minder ruimte voor auto’s en meer ruimte voor fietsers en voetgangers. Ook is er al langer aandacht voor ruimtelijke ingrepen die uitnodigen om meer te bewegen. Daarbij is de openbare ruimte een belangrijke plek voor ontmoeting, zien we ook nu in de coronatijd. Dit past bij de toename van woningcomplexen met veel aandacht voor gemeenschappelijke ontmoetingsruimtes. Ook vraagt het om in te spelen op de klimaatverandering met meer groen en ruimte voor wateropslag voor een betere kwaliteit van onze leefomgeving.

Verder heeft de corona de trend van digitalisering in onze samenleving versneld. Zo zien we een forse groei van digitale bestellingen en bezorgdiensten zowel in food als non-food. De urgentie om na te denken over het inpassen van distributiedozen, die bijdragen aan de energietransitie neemt hiermee toe. Verder heeft het thuiswerken een enorme vlucht genomen. Al zal persoonlijk contact altijd belangrijk blijven, voor bepaalde banen kan veel via virtueel contact. Wat we verder van de coronacrisis leren is dat thuiswerken een enorme impact heeft op de thuissituatie. Niet iedereen heeft een woning met ruimte voor een werkplek. Hiermee zal, naast aandacht hiervoor bij nieuwbouw, de vraag naar gebouwen met flexplekken verder toenemen. Maar door de corona en het vaker thuiswerken zal het aantal leegstaande kantoren en dichtgetimmerde winkelpanden in veel steden groeien. Net als bij verduurzaming van bestaande woonwijken ligt hier een taak voor een duurzame herstructurering van bestaand vastgoed en waar mogelijk het toevoegen van nieuwe duurzame woningen.

Meer aandacht voor herstelbeleid op de middellange en langere termijn vanuit een breed welvaartsbegrip

Hoe verder? Geen misverstand, corona heeft sociaal en economisch dramatische effecten. Maar zoals geschetst biedt het ook kansen. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is het in Den Haag echter nog niet vanzelfsprekend om ook kansen en risico’s voor de leefomgeving mee te nemen bij het voorbereiden van het herstelbeleid. Ze bracht voor de zomer een policy brief uit met als titel Van coronacrisis naar duurzaam herstel. Hierin een pleidooi om meer aandacht te besteden aan herstelbeleid op de middellange en langere termijn vanuit een breed welvaartsbegrip. In lijn met de geschetste trends geven ze aan dat we voor grote ruimtelijke opgaven staan, die vragen om het maken van slimme combinaties. Een aanpak waar ontwerpende disciplines al veel onderzoek naar hebben gedaan. Laat het volgende kabinet deze studies meenemen in het komen tot besluitvorming over de weg naar een klimaatneutraal Europa voor 2050.

Door Agnes Franzen

Verwest, F., J. Notenboom & O.-J. van Gerwen (2020), Van coronacrisis naar duurzaam herstel. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.