Wat worden de Deltawerken van het Klimaatakkoord?

Volgens het Planbureau voor de leefomgeving zijn de voorstellen voor het Klimaatakkoord technisch haalbaar. Maar spreken ze voldoende tot de verbeelding? En geven ze voldoende houvast? Een terugkerende vraag is: wie gaat welke investering doen?

De vakgroep Artificial Intelligence (AI) van de Universiteit van Amsterdam presenteerde recent een programma dat de kansen van een start-up kan voorspellen (score 62%). Welke factoren bepalen of er wordt geïnvesteerd? Hoe neem je een beslissing als je met veel onzekere factoren te maken hebt? Een van de eerste lessen volgens hoogleraar kunstmatige intelligentie Maarten de Rijke is dat je beter op een sterk concept kan inzetten dan op mensen.

Een sterk concept, een herkenbare factor in ons vakgebied. Zo zijn de polders en Deltawerken sterke nationale concepten. Recente bijpassende investeringen zijn de datacentra Agriport in de Wieringermeerpolder. Of ten tijde van de Deltawerken, het open houden van de verbinding met de haven in Rotterdam, vanwege het economische belang. Een ander sterk concept in deze stad: het basisplan voor de wederopbouw. De sturende ruimtelijke basiselementen hierin zijn tot vandaag de dag tastbaar. Denk aan de verlegde hoofdwaterkering aan de Maasboulevard, de Coolsingel als het nieuwe centrum en de ruimte voor verkeer. Een uitzondering was de keuze na de oorlog voor een beperkt woningbouwprogramma. Maar dit biedt nu in het centrum investeringskansen voor hoogbouw en verdichting.

Dankzij de ‘smart city’ beschikken we over tal van data over inwoners, parkeerplaatsen, energieopwekking en -verbruik etc. Net als in het AI-onderzoek wordt met algoritmes gezocht naar patronen. Informatie om tot keuzes te komen. Wat als we met de bril van het UvA programma naar het Klimaatakkoord kijken? Een voorzet. Over welke actuele maatschappelijke opgaven wordt het meest gesproken? Wat is de frequentie van bepaalde opmerkingen hierover (bijvoorbeeld ‘kabinet aan zet’ versus ‘oproep private investeringen’)? Hoe wordt gesproken over het bestuur en samenwerkingen?  Wat is de impact van inhoudelijke data (deels al beschikbaar)? Welke informatie halen we uit patronen van management, investeringen en relevante eerdere overeenkomsten?

De klok voor het Klimaatakkoord tikt door. De Vereniging Deltametropool deed – met inspirerende voorbeelden – recent een oproep voor een aansprekende nationale ruimtelijke visie. Het is tijd voor een dergelijk sterk concept om de investeringen te stimuleren, een mooie les uit de wereld van Artificial Intelligence.

‘Hou woningen betaalbaar met koppeling aan energietransitie’

De Nederlandse economie gaat goed, beter zelfs dan die van veel andere Europese landen. Toch dreigt ook stilstand in ons welvarende land. De gaskraan in Groningen gaat dicht, maar hoe nu verder?

Beste meneer Wiebes, in het kader van Prinsjesdag: we zien te weinig beweging in gebiedsontwikkeling, gegeven de forse opgaven. Niet zozeer aan de kant van ambities en visies, maar vooral in het tempo en de uitvoering. In de bouwsector zien we na een periode van stijgende productie stagnatie. De prijzen van bouwmaterialen stijgen, er is een tekort aan arbeidskrachten en projecten vertragen. Mede hierdoor loopt het aanbod op de woningmarkt achter op de vraag. Voor starters zit de markt helemaal muurvast. Lenen is lastiger geworden en het aanbod is beperkt. Ouderen blijven langer in hun eengezinswoning, waardoor de doorstroming niet op gang komt.

De uitvoering hapert en dreigt vast te lopen. Er zijn veel weerstanden bij burgers, bijvoorbeeld tegen windmolenparken in Groningen en Drenthe. Of tegen de bouw van windmolens in de Wieringermeer, broodnodig voor nieuwe datacentra. Hier zien we een pittig onderhandelingstraject met diverse agrariërs. In gebiedsontwikkeling zien we zowel aan de publieke als private kant de effecten van de crisis na-ijlen. Er wordt voorzichtig omgegaan met grote risicovolle investeringen. Aan de publieke kant zien we dit bij het voorzichtig en kleinschalig bouwrijp maken van de grond en aan de private kant in het kleinere en kortere kapitaalsbeslag bij projecten. Kortom, het is tijd voor andere perspectieven. Waar liggen vragen en kansen, niet alleen voor de woningmarkt, maar in samenhang met de forse urgente maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie?

Slimme verbinding

Een eerste inspirerend voorbeeld zien we in Utrecht. De jaren zestigwijk Overvecht is een van de eerste waar de gemeente inzet op energietransitie. In dit type wijken staan relatief veel dezelfde type corporatiewoningen. De transitie blijkt geen eenvoudige opgave. Die roept bij de bewoners veel weerstand op, maar draagt wel bij aan de urgente en forse totaalopgave. Nederland kent veel wijken van dit type. Vaak met diverse problemen, mede door de eenzijdige woningsamenstelling. Een slimme verbinding met de energietransitie houdt de woningen voor de lagere inkomens betaalbaar. Daarnaast biedt dit kansen om het aantal en de diversiteit van het binnenstedelijke woningaanbod groter te maken. De noodzakelijke burgerbetrokkenheid bij de energietransitie maakt het mogelijk urgente opgaven uit het sociaal domein mee te nemen. Denk aan gezonder eten en het stimuleren van bewegen via de inrichting van de openbare ruimte. Voor koopwoningen is een vergelijkbare aanpak denkbaar in de vele bloemkoolwijken die Nederland heeft.

Als tweede een voorbeeld over slim investeren, over de vraag hoe we voorkomen dat beleggingskapitaal naar het buitenland vloeit. Rotterdam biedt letterlijk en figuurlijk ruimte. Hier wordt met dit kapitaal de omvangrijke kantorenleegstand omgezet naar onder architectuur gebouwde superhoge woontorens. Het debat hierover is volop gaande, niet op alle locaties zijn omwonenden blij met deze hoogbouw. Protest gaat over de stijgende hoogte, de strijd voor het behoud van het eigen uitzicht, maar ook over het bereikbaar houden van wijken. Kijkend naar de relatief lage dichtheid in het centrum, draagt het verhogen van de bewonersdichtheid daarentegen bij aan het voorzieningenaanbod. Ook de groeiende stedelijke levendigheid en bijbehorende werkgelegenheid worden door inwoners positief ontvangen. Maar wordt hier nu voldoende gestuurd op een circulaire aanpak met bijvoorbeeld slim hergebruik van het sloopmateriaal?

Grotere diversiteit aan opgaven

Dan als derde voorbeeld de opgave voor het buitenstedelijk gebied. Woonwensen, beperkte verdichtingsmogelijkheden binnenstedelijk plus de klimaat- en energieopgaven vragen hier om een nieuwe blik. Bereikbaarheid en het versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn hiervoor goede afwegingscriteria. Wie pakt hier de pen op en maakt de moeilijke keuzes?

Zomaar drie voorbeelden. Bij de Vinex-wijken zagen we voor de crisis een voortvarende aanpak met de omslag naar de uitvoeringsplanologie. De Omgevingswet sluit aan bij de huidige veel grotere diversiteit aan opgaven en belangen. De druk op burgers neemt hierbij toe. Hogere energierekeningen en na een droge zomer hevige regenval met onderlopende kelders. Plus bijkomende vragen: bent u al van het gas af? Of heeft u al een elektrische auto? Sport u wel genoeg? Bij iedereen groeit het bewustzijn, maar kijkend naar de voortgang gaat het tergend traag. Gedragsverandering is taai…

Verwachten we niet te veel?

Het rapport Thuis in de toekomst van de Neprom geeft concrete handreikingen voor de geschetste forse ruimtelijke opgave. Maar hoe verhogen we het tempo? Hier is geen eenduidige oplossing voor. Kijkend naar de digitale communicatiemogelijkheden van deze tijd, technologische innovaties en de economische voorspoed zouden we de vaart toch weer in gebiedsontwikkeling moeten kunnen krijgen. Je vraagt je af of het gevoel van urgentie wel groot genoeg is, en of er niet teveel van burgers wordt verwacht. Natuurlijk zijn er inspirerende burgerinitiatieven, maar die zijn een druppel op een omvangrijke gloeiende plaat.

Onze Deltacommissaris Wim Kuijken neemt afscheid. Zijn inspanningen in samenwerking met regionale teams laten zien dat met harde deadlines vanuit het Rijk en leiderschap met durf, het samenbrengen van de benodigde kennis en het maken van soms moeilijke keuzes de uitvoering in beweging komt. Een mooie les, die om een breder vervolg vraagt. Mensen maken verschil. Als minister van Economische Zaken en Klimaat is het – na het sluiten van de gaskraan – de hoogste tijd om samen met collega-ministers en diverse regio’s ons welvarende land tot een duurzame aanpak en uitvoering te brengen.

Zo verduurzaam je via gebiedsontwikkeling

COLUMN Wie gaat in Nederland nu écht aan de slag met onze achterstand bij milieu-, energie- en klimaatvraagstukken om tot een duurzame wereld te komen?

Uit recent CBS-onderzoek blijkt Nederland binnen Europa op deze gebieden nog steeds achteraan te bungelen. Aan nationale en lokale publieke doelstellingen geen gebrek. Duurzaamheid is hip en staat in vele collegeakkoorden. Maar hoe komen we in een hogere versnelling tot een realistische uitvoeringsagenda? In gebiedsontwikkeling kan je deze weg niet vinden zonder een slimme verbinding met de woningbouwopgave, regionale perspectieven en investeringsfondsen. Plus op het juiste schaalniveau: met betrokkenheid, maar vooral ook gedragsverandering van bewoners, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Een andere uitdaging: het huizentekort loopt tot 2025 op tot zo’n 600 duizend. Met de Nationale Woonagenda zet minister Ollongren van Binnenlandse Zaken in op 75.000 nieuwbouwwoningen per jaar. Ook als we uitgaan van een hogere woningdichtheid, kan hiervan maximaal 55% binnenstedelijk worden gerealiseerd.

Hoe geven we invulling aan al deze opgaven en worden we weer koploper? Waar liggen kansen voor vernieuwende en duurzame oplossingen?

Een inspirerend voorbeeld op nationaal niveau zijn de vorm en aanpak van de Deltacommissaris. Deze in de Deltawet verankerde regeringscommissaris stelt jaarlijks een Deltaprogramma op tegen hoogwater en voor voldoende zoetwater. Laten we, passend bij de Omgevingswet, de vraagstukken voor klimaatproblemen, milieu (inclusief mobiliteit) en energie op vergelijkbare wijze aanpakken én koppelen aan de woningbouwopgave, inclusief input vanuit de regionale investeringsfondsen. Dit draagt bij aan de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke gebiedsconcepten die tevens cruciale gedragsverandering van burgers stimuleren. Relevante consumptiepatronen voor gebiedsontwikkeling zijn daarbij: mobiliteit (lagere parkeernormen, elektrische (deel)auto’s, minder vliegen en meer OV), gas- en elektriciteitsverbruik (gasloos, regionaal passend, stimuleren buurtinitiatieven en -beheer) en circulair (hergebruik, afvalvermindering en gesloten kringlopen). Dit alles is essentieel voor een noodzakelijk groot en direct effect op ons klimaat, zoals de CO2-uitstoot!

Ter inspiratie en stimulans dragen we als SKG graag bij met een nieuwe editie van de rapportage ‘Duurzame gebiedsontwikkeling, doe de tienkamp’, vol tips en voorbeelden. De publicatie wordt op 27 september uitgebracht tijdens een kennisbijeenkomst in Rotterdam. Voor mij is dat het moment om, vanwege mijn ziekte, stil te staan bij mijn afscheid als directeur van de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling. Als strategisch adviseur blijf ik verbonden aan de SKG en de TU Delft. Met mijn columns en opiniestukken blijf ik een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. Zo hoop ook ik mee te werken aan een duurzamere wereld.

Alleen op de wereld?

COLUMN Het is tijd voor de ‘Holland Metropole’ als internationale naam voor de Randstad en een Klimaat Commissaris. Denk niet solo vanuit Nederland, maar zet jezelf gezamenlijk op de kaart. Het boek ‘Alleen op de wereld’ van Hector Malot gaat over de 19e eeuw. De vondeling Remi voelt zich vaak alleen en gaat opzoek naar zijn afkomst.

Wat is de geschiedenis van onze ‘Holland Metropole’? Kunnen we hiervan leren? In de 19e eeuw is Thorbecke’s liberale grondwet vastgesteld. Sindsdien is niet de Koning, maar zijn de ministers verantwoordelijk voor ons nationale beleid. Lokaal zien we dan de eerste trams in Nederland. Ondernemende burgers speelden hierbij een grote rol. Door samenwerking kwamen op het platteland veel regionale tramlijnen. Meestal op plekken waar het bezwaar tegen dit moderne vervoersmiddel het kleinst was.

Een herkenbare spiegel voor deze tijd. Al is het schaalniveau voor veel vraagstukken door de globalisering groter. En maakt technologie de afstanden kleiner. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt gewerkt aan een nieuwe ruimtelijke visie voor Nederland. Bezwaar door de bundeling van krachten van omwonende burgers van de zes grote luchthavens en milieuorganisaties zien we bij de luchtvaartgroei. Hier biedt de nieuwe Klimaatwet kansen, de trein als alternatief voertuig voor korte afstanden. Minder vluchten en toch snel in Parijs, Londen of Berlijn. Dit vraagt om internationale afspraken. Niet eenvoudig, zoals het recente akkoord over de aanpak van migratie laat zien. Of een snellere treinverbinding naar Brexit-stad Londen, met een overstaphobbel in Brussel, notabene de EU-hoofdstad.

Dan dichter bij huis: 75.000 woningen per jaar (les Woningwet 1901), mobiliteitsvraagstukken, fors ruimtebeslag energietransitie (impact industrialisatie), waterbeleid en laten we de ruimtelijke kwaliteit voor het Groene Hart niet vergeten (schoonheid inpolderen). Pittige opgaven en weinig om trots op te zijn. Hiermee hoeft ‘Holland Metropole’ zich internationaal niet te presenteren. Gelukkig schijnt ook de zon. Nederland staat er wereldwijd economisch goed voor. Niet alleen de vier grote steden in ‘Holland Metropole’, ook de regio Eindhoven en agrarische hightech bedrijven doen het goed. En voor veilig wonen biedt ons Deltaplan een unieke gezamenlijke aanpak tegen hoogwater en droogteperspectief.

We zijn niet alleen op de wereld, kijk naar de toekomst en leer van het verleden. Kies nu voor een regionale aanpak en een ‘Holland Metropole’ Klimaatcommissaris voor de urgente opgaven. Iemand met een gezonde afstand tot het dagelijks bestuur, het vermogen knopen door te hakken en voldoende investeringsgeld.

Waardeloos

COLUMN Alles van waarde is weerloos, dichtte Lucebert. Een manier van kijken die aansluit bij het actuele pleidooi voor een breder welvaartsbegrip. Denk aan gezondheid als ‘waardeloos’ thema. Economische ongelijkheid is slecht voor onze gezondheid, maar er spelen veel meer factoren een rol. In lijn met het bredere welvaartsbegrip gaat het naast economische waarden ook om levenskwaliteit. Voor gebiedsontwikkeling kun je voor gezondheid denken aan zo optimaal mogelijk fysiek en sociaal welzijn. Dit wetende is het niet vreemd dat de nieuwe Omgevingswet het begrip omgevingswaarde introduceert.

Kernvragen hierbij zijn onder meer hoe we een gezonde leefomgeving voor alle burgers kunnen krijgen, hoe we via de gebouwde omgeving kunnen sturen op gezondheid, waar de uitdagingen liggen.

Forse onzichtbare luchtvervuiling is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in onze steden een groot risico voor de gezondheid. Luchtvervuiling is een niet te onderschatten bron van ziekte. De normen worden op veel plekken overschreden. Naast industriële bedrijvigheid zijn de bevolkingsdichtheid en het intensieve verkeer in stedelijk gebied belangrijke oorzaken.

Klimaatverandering is ook zo’n grote uitdaging. Het zorgt voor hitte, een grotere blootstelling aan schadelijke UV-straling en meer infectieziekten.

Een derde uitdaging is de verandering in onze demografische samenstelling met een toenemende vergrijzing. Vanuit het waarborgen van de levenskwaliteit is er bijvoorbeeld groeiende aandacht voor ziektepreventie en sociale eenzaamheid.

‘Tai chi, ook in onze parken, duidt op gedragsverandering’

Op verschillende manieren pakken we de genoemde uitdagingen al aan. Zo draagt stimuleren van elektrisch vervoer bij aan het verbeteren van de luchtkwaliteit en CO2-reductie, conform de doelen van de nieuwe Klimaatwet. Lokaal wordt er steeds vaker gesproken over zorgzame buurten. En architecten en stedenbouwkundigen bieden inspirerende oplossingen voor het slim inrichten van onze openbare ruimte.

Passend bij de klimaatverandering zien we initiatieven met gebruiksvriendelijke oplossingen met water en groen. Ook de eerste gedragsveranderingen zijn al zichtbaar, bijvoorbeeld door de groei van sportactiviteiten in de openbare ruimte. Wat in Azië heel gebruikelijk is, tai chi in parken, zien we nu ook in Nederland. Steeds meer burgers in de grote steden kiezen voor aan fitness gerelateerde oefeningen of boksen in het openbaar gebied.

Daarnaast zien we een groei van technologische mogelijkheden. Tilburg wil zichzelf graag op de kaart zetten als sociaal innovatieve stad; bijvoorbeeld met digitale regie over de eigen gezondheidszorg waar lichaamssensoren bij passen. Ook Utrecht zet in op ‘healthy urban living’, onder meer via het koppelen van data. Het delen van data leidt tot een meer integrale wijze van werken. En met behulp van de data krijgen we in beeld of de aanpak van problemen op het gebied van gezondheid werkt. ‘De versnellingsaanpak Overvecht’ in Utrecht laat zien dat het bestaande soms gewoon al goed genoeg is, en versterkt kan worden. Zo kan een aantal ontmoetingsplekken in de wijk, die eerst gesloopt zouden worden, toch blijven bestaan. Op deze wijze gaat de grote transformatie in deze wijk gepaard met gezonde verstedelijking.

Burgers zelf kunnen aan dit alles zelf bijdragen, bijvoorbeeld door het meten van luchtkwaliteit of geluid. In Utrecht is een applicatie P-route fiets gemaakt, waarop beschikbare plekken voor fietsparkeren staan aangegeven. De volgende stap voor deze stad is een soort ANWB-file-app voor fietsroutes. Wie straks op station Utrecht aankomt en de fiets pakt, kan op deze app bekijken welke route richting de eindbestemming op dat moment het minst druk is.

‘De decentralisatie van de zorg uit 2015 wordt tastbaar’

Een belangrijke conclusie uit de tweejaarlijkse publicatie De Sociale Staat van Nederland is dat de gemiddelde levensverwachting in vergelijking met 25 jaar geleden hoger is geworden. Toch staat gezondheid gelukkig hoog op veel gemeentelijke agenda’s. De decentralisatie van de zorg uit 2015 naar gemeentelijk niveau wordt tastbaar. Gezondheid is niet waardeloos en zeker ook niet weerloos maar waardevol. De sociale en fysieke wereld zijn elkaars taal beter gaan begrijpen. De belangrijkste ruimtelijke opgaven liggen op nationale en stedelijke schaal. Voor gebiedsontwikkeling zijn data, samenstelling en inrichting van de woningvoorraad plus de geschetste (sociale) faciliterende inrichting van de openbare ruimte belangrijke sleutels. Op naar meer gezonde wijken via slimme technologieën, lokaal maatwerk en passende nieuwe coalities, óók met burgers.

Een leefomgeving die past bij de snel groeiende diversiteit

COLUMN Kennis over het sociale domein wordt de komende jaren essentieel bij gebiedsontwikkeling. Zo bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) recent een rapport De nieuwe verscheidenheid: toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland uit over de veranderende samenstelling van migrantengroepen en de betekenis hiervan op buurtniveau. Een belangrijke conclusie in het rapport is dat gemeenten beter inzicht moeten krijgen in deze migrantenstromen om de sociale cohesie in de openbare ruimte veilig te stellen. Kijken we naar de herkomst van migranten, dan gaat het tegenwoordig om zo’n 240 verschillende landen. Vertaald naar gebiedsontwikkeling is het van groot belang meer oog te hebben voor verschillende culturele achtergronden en woonwensen. Evenals meer inzicht te krijgen in bijbehorend gedrag en gebruik van de openbare ruimte en publieke gebouwen.

Het gaat om het gevoel van veiligheid en sociale samenhang, juist ook op buurtniveau

Nederland is een democratisch en pluriform land. In deze actualiteit past het debat over gemengde wijken. Wat opvalt zijn de verschillende definities die aan het woord gemengd worden gegeven. Zowel met een sociale als fysieke blik worden diverse accenten gelegd. Uit recent promotieonderzoek van socioloog Miltenburg kwam naar voren dat oorspronkelijke minder bedeelde, lager geschoolde bewoners van een wijk economisch gezien sociaal niet stijgen door naast een buurman of buurvrouw te wonen met een goede baan en een goed inkomen. Het WRR-rapport toont aan dat de toenemende diversiteit in de bevolkingssamenstelling een nog groter negatief effect kan hebben op onze samenleving dan een sociaaleconomische achterstand. Hier gaat het om het gevoel van veiligheid en sociale samenhang, juist ook op buurtniveau.

Hoogleraar diversiteit Maurice Crul nuanceert deze beoordeling overigens in de NRC van 2 en 3 juni. Hij stelt dat mensen van Nederlandse afkomst veelal kort verblijven in de grote diverse stad en ook nog vaak verhuizen binnen de stad. Dat mag waar zijn, maar zeker de grote steden hebben op dit moment al een grote diversiteit als we kijken naar de achtergrond van inwoners. Zo gaat het in Rotterdam om bijna de helft van de bevolking. Daarbij zien we een groot verschil in de mate van diversiteit tussen wijken onderling. Hier ligt het voor de hand dat er ook sprake is van een verschil in waarden. Voor gebiedsontwikkeling is hiermee een belangrijke onderliggende vraag wat factoren zijn waarop gestuurd kan worden. Hoe zorg je voor wijken waar iedereen zich prettig kan voelen, ongeacht of juist gegeven de afkomst?

De groeiende diversiteit moet een belangrijk aandachtspunt zijn

Het fysieke domein richt zich van oudsher op de langetermijnplanning. Dit terwijl het sociale domein zich traditioneel vooral op het heden richt, denk bijvoorbeeld aan buurtveiligheid en het aanpakken van eenzaamheid. Fysiek staan we voor een ingrijpende claim op onze open ruimte, volgens Neprom-voorzitter Bart van Breukelen tijdens de recente Dag van de Projectontwikkeling. Denk aan de enorme woningbehoefte, aan de opgaven op het gebied van energietransitie, klimaat, mobiliteit en verduurzaming van de leefomgeving. Het zwaartepunt van gebiedsontwikkeling ligt aan de fysieke kant. Het WRR-rapport maakt echter duidelijk dat de groeiende diversiteit in de bevolkingssamenstelling de komende tijd ook een belangrijk aandachtspunt moet zijn.

Voor gebiedsontwikkeling liggen er kansen in het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke concepten. Fysieke doelstellingen kunnen zo worden vertaald in een beeld dat aansluit bij de diversiteit. Op gebouwniveau is ‘De Paperclip’ in Rotterdam een goed voorbeeld. Hier is de corporatie bewust gaan sturen op gelijkgestemde huurders.

Culturele diversiteit hoort bij de stad

Sociaal gaat niet alleen over de sociaaleconomische status, maar ook over diversiteit op de juiste schaal, veiligheid op straat en mogelijkheid voor ontmoeting. Voor een fysiek antwoord kan gedacht worden aan de wijze van inrichting van de openbare ruimte, de inrichting en het programma van publieke gebouwen (bijvoorbeeld scholen en zorgcomplexen) en specifieke ontwerpen en architectuur. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de in 2008 opgeleverde wijk Le Medi in Rotterdam. Een andere woonstijl, met architectuur die geïnspireerd is door landen rond de Middellandse Zee en een andere schakering van (semi-)openbare ruimten. Of het recent opgeleverde project Greenville in Leidsche Rijn met een op duurzaamheid gericht woonconcept voor diverse leeftijdscategorieën.

Het sociale vraagstuk overziend komt er bij de al forse fysieke opgave nog een stevige uitdaging bij voor gebiedsontwikkeling. Wat goed zou zijn is dat we meer inzicht krijgen in een passende aanpak per schaalniveau. Culturele diversiteit hoort bij de stad; afhankelijk van de omvang van de wijk kan menging ook op dit schaalniveau. Terwijl op gebouw-, buurt- of straatniveau wellicht meer eenheid past. Denk aan de les uit de Vinex-wijken, waar een straat met aan de ene kant koopwoningen en aan de andere kant sociale huur soms afbreuk deed aan de woonkwaliteit. Een stenige openbare ruimte en de breedte van de straat bleken hiervoor vaak bepalende factoren.

Vanuit bovengenoemde voorbeelden ligt er een uitdaging om verder te werken aan vernieuwende ruimtelijke concepten met oog voor de sociale dimensie. Het Rijk heeft 130 miljoen euro gereserveerd voor het versterken van de leefbaarheid in Rotterdam-Zuid. Een mooie pilot voor het zoeken van antwoorden die passen bij de opgaven van deze tijd.

De opmars van regionale perspectieven

BLOG Begin dit jaar maakten Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen bekend tien grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Het klimaat, toekomstbestendig wonen en de regionale economie staan in de top drie. Het kabinet wil dat overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties op regionaal niveau intensiever samenwerken aan oplossingen. Daarom is in het regeerakkoord een budget beschikbaar gesteld voor regionale opgaven.

De regio is geen vaststaande geografische of bestuurlijk-administratieve eenheid, maar het schaalniveau waarop betrokken partijen zelf denken het meest effectief te kunnen opereren. Daarbij kunnen ze leren van ervaringen met gebiedsontwikkeling. Wanneer regionale opgaven een bovenregionale uitstraling hebben en de draagkracht van de regio te boven gaan, kan het Rijk als partner aanhaken.

Mondiaal zien we dat samenwerking steeds moeilijker wordt. Plurilateraal is in de wereldeconomie de nieuwe trend. Dit begrip staat voor verdragen die tussen een beperkt aantal landen worden gesloten. Volgens onze minister Sigrid Kaag van Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking is dit beter dan helemaal geen overeenkomsten. Je werkt met ‘coalitions of the willing’, maar die mogen van haar geen permanent alternatief worden.

Dapperheid om een besluit te nemen
Lange tijd geloofden we dat westerse waarden op andere continenten zouden worden overgenomen als grondslag voor een ideaal samenlevingsmodel. Inmiddels weten we beter en zien we een divers palet aan samenlevingsvormen. Landen leggen meer nadruk op de verschillen in waarden. Ondanks deze kritische houding jegens elkaar en het trekken van grenzen, slagen ze erin gezamenlijk topprioriteiten te stellen. Daaruit vallen bruikbare lessen te trekken voor regionale perspectieven.

Ook in de Nederlandse samenleving zien we een toenemende polarisatie. Kijken we naar de succesvolle voorbeelden van gebiedsontwikkeling, dan zien we dat de kunst van het verbinden centraal staat. Het belang van burgerparticipatie is hierbij de afgelopen jaren toegenomen.

Juist ook bij tegengestelde waarden en belangen is het noodzakelijk te komen tot gedeelde besluitvorming. Een gebiedsregisseur speelt hierbij vaak een belangrijke rol. Enerzijds vraagt het een vaardigheid om ogenschijnlijk tegengestelde belangen te overbruggen. Anderzijds is er dapperheid nodig om in de wirwar van belangen soms gewoon een besluit te nemen.

Vanuit gebiedsontwikkeling biedt de landelijke pilot ‘Ontslakken van Gebiedsontwikkeling’ inspiratie voor de regionale perspectieven. Zorg voor een aanjaagteam met een passende voorzitter. De pilot was een van de agendapunten van de Actieagenda Bouw, een initiatief van de sector en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om op innovatieve wijze de bouwsector sterker uit de crisis te laten komen.

Regionale uitwerking van het klimaatakkoord
Een actuele Rijksopgave is het klimaatakkoord. Nederland loopt volgens CBS-onderzoek op het gebied van schone energie en de uitstoot van broeikasgassen flink achter in vergelijking met andere Europese landen. Vanwege de diverse belangen is er op dit moment verdeeldheid in het kabinet over het klimaatakkoord. Toch zal er een besluit komen, dat verder uitgewerkt moet worden op regio- en gebiedsniveau. Gezien de verschillen in bijvoorbeeld bevolkingsdichtheid, bodemgesteldheid en aanwezige voorzieningen zullen visie, aanpak en tempo per regio uiteenlopen. Daarbij spelen ook de mate van participatie en vertrouwen een rol.

Doorbraken zien we vaak als het urgent wordt en het Rijk middelen beschikbaar stelt. Een actueel voorbeeld is de aangekondigde stopzetting van de gaswinning in Groningen. Andere voorbeelden zijn de aanstelling van de Deltacommissaris om ons tegen hoogwater te beschermen en het Nationaal programma Rotterdam Zuid om de achterstand en armoede te verkleinen. Feit is echter dat er minder rijksmiddelen beschikbaar zijn dan in het verleden. Om vanuit regionaal perspectief resultaten te boeken, is het bundelen van sectoraal geld daarom onvermijdelijk.

‘Coalition of the willing’ voor regionale opgaven
Na een eeuw van een dominante overheid met relatief veel rijksmiddelen zie ik een terugkeer naar ‘de burgersamenleving’ van weleer. Hierbij denk ik aan de Haarlemmermeerpolder met rijke kooplieden of de 126 kilometer lange Westfriese Omringdijk, waar bijna een eeuw overleg over is gevoerd. Drooghouden betekende toen ook al samenwerking.

Vanuit regionaal perspectief zal de samenstelling van de ‘coalitions of willing’ verschillen, evenals de inhoud en verdeling van financiële potjes. Naast een aanjaagteam en ontslaklessen, zie ik kansen om nieuwe woonmilieus te ontwikkelen. Met Stad van de Zon als een van de eerste CO2-emissieneutrale wijken, Rijswijk-Buiten als moderne opvolger of recent Leeuwesteyn in Utrecht als inspiratie. En landschappelijk kan gedacht worden aan De Haverleij in Den Bosch of  ‘het nieuwe dorp aan De Lek’ Hoef en Haag in Vianen als inspiratie voor vernieuwende woonconcepten.

Gebiedsontwikkeling als spiegel voor de verkiezingen

COLUMN De gemeenteraadverkiezingen staan voor de deur. De versplintering die we landelijk hebben gezien in aantal en in nieuwe partijen, speelt lokaal al veel langer. Het overlijden van voormalig premier Ruud Lubbers bracht een verhaal naar boven, dat de oorsprong hiervan weergeeft. Na het onder Lubbers gesloten Akkoord van Wassenaar slonk de overheid en het maatschappelijk middenveld. In de hierop volgende jaren zagen we het aantal zetels van de traditioneel grote partijen gestaag afnemen. In tegenstelling tot het Wassenaars akkoord zien we nu vaker akkoorden op specifieke onderwerpen. Gebiedsontwikkeling vraagt echter om een integrale benadering.

Alvorens ik hier verder op inga, eerst een filosofisch uitstapje. Een woord dat opvalt in het huidige politieke tijdperk is ‘vrijheid’. We zien het in de stad op campagnemateriaal van diverse partijen. De Britse filosoof Isaiah Berlin schreef hier de vorige eeuw een actueel essay over waarin hij een onderscheid maakt tussen negatieve vrijheid en positieve vrijheid. Negatieve vrijheid staat voor de ruimte waarbij iemand niet door anderen gehinderd wordt, positieve vrijheid staat voor de mate waarin iemand zelfstandig zijn eigen ruimte vorm geeft. Berlin staat kritisch ten opzichte van de positieve vrijheid. Hij beschrijft het risico dat -desnoods tegen hun zin-  aan burgers maatschappelijke idealen worden opgelegd vanuit het idee dat er maar één oplossing en maar één waarheid is. Hij pleit voor pluralisme ofwel de erkenning dat er uiteenlopende waarden bestaan. Deze kunnen onverenigbaar zijn, maar er zullen toch keuzes moeten worden gemaakt.

Publiek en privaat

Deze benadering past goed bij gebiedsontwikkeling. Ook hier raken opgaven en belangen van verschillende partijen elkaar. Hoe geef je hier richting aan? Binnen Europa zien we tussen landen verschillen in aanpak. Zo zien we in Engeland veel privaat gestuurde gebiedsontwikkelingen binnen overheidskaders. Duitsland heeft, zeker in de grotere en wat rijkere steden, breder gestuurde publieke ontwikkelingen. Daar investeert de overheid bijvoorbeeld sterk in de openbare ruimte waarbinnen kavels worden vrijgegeven voor private ontwikkeling. Nederland valt op doordat het diverse vormen in aanpak van gebiedsontwikkelingen kent. Rijswijk-Buiten is een voorbeeld van publieke sturing, private sturing zien we in het Amsterdamse Cruquiusgebied en publiek-private samenwerking in het langlopende project ‘t Paleiskwartier in Den Bosch.

Aan bovenstaande sturingsvormen kunnen burgerinitiatieven worden toegevoegd. In het debat beperkt dit zich vaak tot het ruimte bieden voor zelfbouw, maar het zou goed zijn met een bredere blik te kijken. Het recent uitgekomen boek: ‘Staat van verbinding’ door Sijmen van Wijk en Ad de Rooij schetst interessante voorbeelden. Zo wordt onder meer gesproken over een derde generatie burgerinitiatieven. Burgers worden niet pas aan het einde van het beleidsproces betrokken, maar nemen zelf initiatief. Bij urgentie ontstaat de bereidheid om in actie te komen.

Pluralisme

Het voorbeeld dat in het genoemde boek wordt aangehaald door Riek Bakker en Jan Eikema betreft een strategische visie voor de Krimpenerwaard als burgerinitiatief. Het vraagt natuurlijk om gedrevenheid en doorzettingsvermogen, maar de door burgerinitiatieven gevormde netwerken hebben vaak een lange looptijd. Voor de Krimpenerwaard zijn diverse opgaven door de bril van duurzaamheid bekeken. Met een dertigjarige uitvoeringsagenda  voor ogen is eerst gedivergeerd per sector, daarna geconvergeerd en toen gekeken wat met elkaar in verband kon worden gebracht. Oplossingen en dilemma’s zijn vanuit zowel de betrokken burgers als vanuit het standpunt van de experts bekeken.

Naast burgerinitiatieven zit er ook weer vaart in publiek en privaat bij gebiedsontwikkeling. Zo zien we dat een aantal gemeenten na de crisisjaren terugkeert naar actief grondbeleid, wat vaak bijdraagt aan de continuïteit van een project. Omdat de gemeente zich financieel-economisch verbindt aan een gebiedsontwikkeling, kan dit ondersteunend werken voor de urgente maatschappelijke gebiedsoverschrijdende opgaven als klimaat, energie en herstructeringsopgaven. Privaat zien we in wisselende allianties samenwerking voor publiek en door het bedrijfsleven uitgeschreven tenders.

De versplintering in het politieke landschap en het groeiend aantal burgerinitiatieven kunnen niet worden genegeerd. Eén van de lessen die het vakgebied gebiedsontwikkeling ons de afgelopen jaren  heeft geleerd is dat pluralisme niet hoeft te leiden tot doodlopende actuele opgaven. Laat dit de inspiratie zijn voor de gemeentelijke akkoorden na de verkiezingen.

Hoog tijd voor inclusieve steden

COLUMN Juist in deze periode van groeiende sociale ongelijkheid en politieke onrust is er veel behoefte aan een samenleving waar iedereen kansen krijgt en erbij hoort. In grote steden is het verschil tussen hoogopgeleiden met veel kansen en de mensen die ‘achterblijven’ groot. Agnes Franzen (TU Delft) pleit daarom voor het samenwerken aan gemengde wijken, zowel fysiek, sociaal als digitaal. Woningcorporaties en beleggers kunnen daarbij een belangrijke rol bij spelen, maar doen dat nog onvoldoende.

Opgeleid in Delft verhuisde ik – na een reis door de Verenigde Staten langs vele grote steden en een studie aan de Mississippi State University te Jackson – eind 1994 naar Rotterdam.

In de VS had ik contrasten in leefbaarheid waargenomen die Richard Florida onlangs beschreef in zijn nieuwste boek  The New Urban Crisis: How Our Cities Are Increasing Inequality, Deepening Segregation, and Failing the Middle Class—and What We Can Do About It.

Waar we Florida vooral associeerden met de creative class, schrijft hij nu over de schaduwzijden van de stad. Over ongelijke kansen, segregatie en een middenklasse waarvoor de huizen in aantrekkelijke buurten van creatieve steden onbetaalbaar worden.

In zijn boek pleit Florida voor inclusiviteit: een samenleving waar iedereen er bij hoort, gelijke kansen en respect krijgt en daadwerkelijk deel kan nemen aan de maatschappij. Het is een begrip dat haar oorsprong heeft burgerrechtenbeweging in de VS uit de jaren zestig van de vorige eeuw.

Zeker onder Trump worden maatschappelijke initiatieven om inclusie aan te pakken steeds belangrijker. Ook al geeft recent onderzoek van het SCP aan dat Nederlanders in vergelijking met vijfentwintig jaar geleden minder negatief over migranten denken; migranten zelf hebben het niet altijd makkelijk. Het FD presenteerde hierover deze week een actueel Nederlands initiatief van ‘De Maatschappelijke Alliantie’, een stichting van 250 bedrijfs- en familiefondsen. De Maatschappelijke Alliantie wil vele miljoenen investeren in scholings-, integratie-, huisvesting-, en werkgelegenheidsprogramma’s. Dit alles gericht op mensen met een migratieachtergrond. De basis bestaat uit impactinvesteringen waarbij rendement – bijvoorbeeld uit huuropbrengsten – wordt gekoppeld aan resultaten op het gebied van duurzaamheid of sociaal beleid.

De gemeenschappelijke rode draad in dit initiatief, in Florida’s boek over inclusie, en in actuele discussies in Rotterdam, is de behoefte aan invloed van buiten de politieke arena zoals van bovengenoemde alliantie én van lokale initiatieven van inwoners.

Zo wordt in Rotterdam sinds 2014 ingezet op gebiedscommissies met als essentie minder politiek en méér buurt. Dit jaar is besloten om hier in 2018 meer experimenteerruimte voor te bieden. Er wordt gedacht aan afwijkende regels,  de mogelijkheid van een externe voorzitter en de wijze van samenstelling van de commissie. Centraal staat het experimenteren met nieuwe vormen van gebiedsdemocratie en het onderzoeken van alternatieven om bewoners uit de gebieden te betrekken en zo een groter draagvlak voor gebiedsbesluiten te organiseren.

Een interessant initiatief, gezien de strekking van veel krantenartikelen deze week over hoe lastig het is in sommige gemeenten om raadsleden te vinden. Vaak is er gesteggel in de gemeenteraad als gevolg van het gebrek aan tijd waarmee veel werkende raadsleden kampen en hun veelal geringe politieke ervaring. De kracht van gebiedsdemocratie kan liggen in verbinding met initiatieven zoals de ‘De Maatschappelijke Alliantie’. Hiermee kan ook invulling worden gegeven aan een andere politieke benadering. Op veel plekken wordt al langer geëxperimenteerd onder de vlag ‘living lab’ of proeftuin met overheid, bedrijven en de civil society. Samen leren, het ondersteunen van burgerinitiatieven en investeringen door publieke en private partijen zijn hierbij terugkerende elementen.

In en rond de wijken in het centrum van Rotterdam is sprake van gentrificatie. Hoe zorg je ondanks die ontwikkeling voor ruimte en respect van en voor diverse doelgroepen? Een van de instrumenten om evenwicht te houden is het mengen naar inkomen, opleiding, leeftijd en achtergrond. In de context van gebiedsontwikkeling gaat dit vóór het wonen om betaalbaarheid, voldoende middeldure huur/koop en sociaaleconomische kwaliteit. Zo hebben veel wijken in en rond het centrum van Rotterdam een mix aan woningen in soort en vierkante meters. Via het Pact op Zuid wordt al jaren gewerkt aan meer gemengde wijken aan de zuidelijke kant van de stad. De Vinex had als stelregel 30 procent sociale woningbouw, maar dit was in een tijd met een grote rol voor corporaties. Kijkend naar de huidige rollen van relevante partijen is samenwerking tussen bijvoorbeeld de corporaties en beleggers essentieel, maar nog te weinig concreet.

Hier ligt een uitdaging, maar er zal breder gekeken moeten worden dan alleen naar de woningbouw. Zo is de sociale digitale wereld nog onderbelicht. Zoals internetondernemer Alexander Klöpping recent in DWDD aangaf, zijn veel apps en groepen  gericht op kleine (gesloten) communities. Een van de gevolgen is dat het debat verdwijnt, gelijkgestemden zoeken elkaar op.

Inclusie gaat ook over solidariteit en kansen voor ontmoeting en debat over wat verschillende mensen bindt. Koppel digitaal aan sociale en fysieke uitdagingen. Denk aan de publieke openbare ruimte, cultuur, openbare functies zoals scholen maar ook aandacht voor een duurzame toekomst, zoals het slim omgaan met afval. Dit om iedereen in de fysieke ruimte te laten bijdragen aan diversiteit ook in digitale groepen, en zo onder de vlag ‘we love Rotterdam!’ te blijven werken aan een inclusieve stad.

Conceptontwikkelaars gezocht voor nieuwe verhalen

COLUMN Afgelopen maand genoot ik van een paar dagen vakantie in de omgeving van Berlijn. In een meegenomen krant las ik dat Hans Nijenhuis, als nieuwe hoofdredacteur van het AD, op zoek is naar columnisten om zijn krant een gezicht te geven. Matthijs van Nieuwkerk hadden ze gevraagd, iemand die goed is in het enthousiast maken van mensen voor dingen waarvan ze niet eens wisten dat ze bestonden. Een mooi perspectief op de waarde van een column. Andere veel genoemde waarden zijn het op gang brengen van een dialoog of een persoonlijke visie geven op trends, ontwikkelingen of specifieke maatschappelijke vraagstukken.

Voor mij is schrijven een creatief proces, zeker het schrijven van een column. Hier zie ik een mooi raakvlak met conceptontwikkeling. Een onderzoekende wijze van werken, gericht op het komen tot een dragend en herkenbaar idee voor een gebied. Conceptontwikkeling is een bril waarmee ik regelmatig naar mijn omgeving kijk, en dat gold nu ook voor mijn vakantiestek. Op het eerste oog vond ik deze plek een kunstmatig opgezet ‘nep havendorpje’.  Het was een vakantiepark aan een prachtig merengebied, met woningen, een hotel, en een vuurtoren. Het hotel in klassieke bouwstijl, de huisjes in diverse kleuren naar Scandinavisch design en de vuurtoren als klimtoren met uitzicht over een groter gebied.

Ondanks de, in mijn beleving, kunstmatige opzet, heb ik fijne dagen gehad en leken overige bezoekers ook zeer tevreden. Het bracht me op de vraag of een beroepsblik, naast oog voor kwaliteit ook te kritisch kan zijn. Of was het gewoon niet slecht, maar had het beter gekund? Uiteindelijk denk ik toch het laatste, al gaat het ook bij ontwerpers over smaak en verschil in persoonlijke handschriften. Kijkend met mijn ontwerpersblik had het samenbrengen van de natuurlijke kwaliteiten van het merengebied en de Scandinavische huisjes sterker en speelser gekund. Hier is bij het ontwerp duidelijk gekozen voor een rechthoekige opzet en een harde begrenzing met het omliggende bos. Een duidelijk verschil in persoonlijke visie.

Nu de woningmarkt weer is aangetrokken, verwacht ik een groeiende belangstelling voor conceptontwikkeling. Het maken van een verhaal. Een ontdekkingstocht, gericht op het komen tot een dragend idee dat aan het begin staat van de waardeketen van gebiedsontwikkeling. Met ruimte voor experiment en testen om het idee te verfijnen. Inspelen op behoeftes van de gebruiker en helpen bij het maken van keuzes. Hoe gaat dit eruit zien voor Nederland in het post-Vinex tijdperk? Bij thuiskomst viel mijn oog op een krantenartikel van Bernard Hulsman, naar aanleiding van de publicatie van het Architectuur jaarboek ‘De houvast die de Duitse baksteen biedt’.  Het traditionalisme van Duitse snit als nieuwe trend, vanuit de overtuiging dat het einde van ‘de conceptuele’ Superdutch architectuur met MVRDV als herkenbaar gezicht is aangebroken. Zo ontbreekt in het jaarboek het clubgebouw van de tennisvereniging IJburg van dit bureau. Echter, de recent opgeleverde Markthal door MVRDV en het aankomende collectiegebouw voor museum Boijmans van Beuningen geven mij als Rotterdammer een andere indruk. Ook aan de kant van programmering zie ik juist een conceptuele benadering; hier is BlueCity in het voormalige Rotterdamse Tropicana zwembad een goed voorbeeld van. Er is juist een vraag naar nieuwe verhalen, maar, anders dan in het verleden, met meer ruimte voor twijfel en zelfkritiek. Zoals de Belgische antropoloog David Van Reybrouck vijf jaar geleden al zei: ‘tussen zwijgen en brullen zit de dialoog’.

Dat geldt ook voor het traditionalisme, in veel Vinexwijken zichtbaar door woningen in de nostalgische jarendertigstijl van de vorige eeuw. Een belangrijke les uit de tv-wereld is dat het goed is om iets herkenbaars in te zetten, juist in een verzadigde markt. Maar ik verwacht dat het traditionalisme de komende jaren een hedendaagse en eigen uitstraling krijgt, in stijl met de columnist, waar het AD op dit moment op zoek naar is. Hiermee ben ik terug bij mijn weekje weg. Altijd een stapeltje kranten mee. Lekker ouderwets, niet altijd en alles digitaal. Dat spreekt meer mensen aan, las ik ook in een krant; zij hadden een kaart gemaakt met plekken zonder internet. Hierover de volgende keer meer.