Project Nederland: tussen verandering en verlies

Agnes Franzen

12 mei 2025

Nederland verandert razendsnel, maar wat winnen we daarmee — en wat verliezen we? In haar reflectie op Project Nederland vraagt Agnes Franzen zich af of we nog wel weten welk landschap we willen, en roept ze op tot keuzes die ons landschap betekenis en samenhang teruggeven.

Bij het opruimen van mijn boekenkast kwam ik het boekje Project Nederland van Willem van Toorn tegen, verschenen in 2007 samen met een beeldessay van Theo Baart. In dit werk staat de onstuitbare verandering en soms zelfs vernietiging van het Nederlandse landschap centraal. Waar ingrepen in het landschap vroeger nog een duidelijk doel dienden, zoals landaanwinning, betere verbindingen of het vergroten van veiligheid, lijkt de transformatie tegenwoordig volgens hem vooral te worden gedreven door snelheid en een gebrek aan samenhang. Van Toorn uit scherpe kritiek op de manier waarop er gebouwd wordt en op de gevolgen hiervan voor de schaarse ruimte in ons dichtbevolkte land.

Hij beschrijft een landschap dat steeds voller raakt met geluidsschermen, logistieke landschappen, op villa’s lijkende kantoorpanden, experience winkelcentra, uitgestrekte woonwijken, veel retrohuizen, kastelen en een explosieve groei van vakantieparken als buitenhuislandschappen. Tegelijkertijd weerklinkt in het publieke debat veel zorg om de natuur. Maar volgens Van Toorn ontbreekt de fundamentele vraag: welk landschap willen we eigenlijk, en hoe zorgen we samen voor dit onvervangbare collectieve bezit?

 ‘De transformatie wordt tegenwoordig vooral gedreven door snelheid en een gebrek aan samenhang’ 

Sinds het verschijnen van dit essay is de verrommeling van ons landschap doorgegaan. Het aantal bedrijventerreinen groeide, datacentra schoten uit de grond, en de woningbouw breidde zich naast binnenstedelijke nieuwbouw en herstructurering ook buiten het stedelijk gebied uit. Verder heeft de energietransitie ons landschap de afgelopen vijftien jaar ingrijpend veranderd, en dit zet zich voorlopig voort. Denk alleen maar aan de hoogspanningsnetten, windmolens op land en zee, zonneparken en de vele benodigde transformatiehuisjes.

Kan het ook anders? Het gaat naast het investeren in natuurgebieden en het koesteren van bestaande landschappen, zoals onze droogmakerijen, veenweidegebieden, coulisselandschappen, stuifzanden en heidelandschappen, over het bewustzijn en de omgang met conflicterende belangen. Waarbij bodem en water vaak leidend zijn om tot keuzes te komen.

Kijken we naar ons rivierenland, dan zien we investeringen die voor nieuwe landschappen zorgen. Kijken we naar dijkverzwaringen, dan verandert het zicht soms, maar is er tegelijkertijd een groeiende aandacht voor vormgeving en beplanting. Aan zee zien we zandsuppletie om de kustlijn te beschermen, soms in combinatie met nieuwe natuurgebieden.

Het combineren van functies is in de stad al vanzelfsprekend, maar voor het platteland staan we nog aan het begin 

Ook bij bedrijventerreinen heeft zich de afgelopen tien jaar een verandering voorgedaan. Er wordt geïnvesteerd in herontwikkeling van bestaande locaties. Er is nog steeds een groeibehoefte, maar deze krijgen vaker het karakter van werklandschappen; functioneel voor bedrijven én aantrekkelijk voor de mensen die er werken, met aandacht voor een groene inrichting en waterbeheer.

Het combineren van functies is in de stad al vanzelfsprekend, maar voor het platteland staan we nog aan het begin. Zoals professor of practice Brede welvaart in de regio Joks Janssen recentelijk stelde: plannen maken we niet alleen voor vandaag, maar voor decennia of zelfs eeuwen. Dit vraagt volgens hem om een nieuwe multifunctionele legenda voor het buitengebied, met combinaties van landbouw, wonen en natuur buiten de traditionele planologische vakjes. Waarbij ruilverkaveling 2.0 een belangrijk instrument kan zijn. Kortom laten we vormgeven aan een (kleur)rijker platteland.

Vanuit de sector van de ontwerpers horen we eenzelfde oproep. Zo denken ze na over hoe we bij uitbreidingen van of nieuwe dorpen en rommelige stedelijke randen tot multifunctionele gebieden kunnen komen waarbij veerkrachtige landschappen leidend zijn. Naast historische waarden, spelen bomen en water een belangrijke rol in het ondersteunen van ecosystemen: goed voor mens, plant en dier.

Waar we met water al veel inspirerende voorbeelden hebben, staat het toevoegen van bomen of zelfs bossen nog in de kinderschoenen. Hun waarde ligt in het vasthouden van CO2, het versterken van biodiversiteit en het verbeteren van de luchtkwaliteit en ze bieden ruimte voor ontspanning en recreatie.

Deze toekomst van ons landschap vraagt om politieke bestuurlijke moed, samenwerking met nieuwe actoren en innovatieve financiering, met als aanbeveling het lezen van de publicatie Project Nederland.

De kloof tussen bestuur en straat dichten

Agnes Franzen

23 april 2025

De nieuwe Wet versterking participatie verplicht gemeenten tot een actievere rol voor burgers in beleid. Maar hoe geef je die betrokkenheid vorm? En wie doet er dan precies mee? Vanuit persoonlijke en lokale ervaring reflecteert ROm-columnist Agnes Franzen op participatie als democratisch leerproces én op het belang van kleine partijen die opkomen voor de lokale stem en betrokkenheid.

De democratie staat onder druk door populisme, desinformatie en wantrouwen. Sociale media verspreiden polarisatie, terwijl traditionele (politieke) partijen worstelen met legitimiteit. Dit leidt tot maatschappelijke onrust en uitdagingen voor politieke structuren. De Wet versterking participatie op decentraal niveau, die op 1 januari 2025 in werking trad, verplicht gemeenten om burgers actief te betrekken bij voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

Tijdens het recente SKG Jaarcongres kwam dit aan bod bij de deelsessie Participatie in GO. Het gesprek begon met de vraag: hoe kan participatie een vorm van samenwerkend bestuur zijn waarin sprake is van een continue, gelijkwaardige dialoog tussen verschillende partijen, waaronder burgers? Het gesprek verliep aan de hand van vier vragen.

Waarom, om welke reden vindt participatie plaats? Wie participeert? Het is cruciaal om te bepalen wie deelneemt aan het proces. Dit kan variëren van de algehele bevolking tot specifieke belanghebbenden. Wanneer participeren? Burgerparticipatie moet plaatsvinden in verschillende fasen van het beleidsproces, van beleidsvorming tot implementatie en onderhoud. En hoe participeren? Met welke mate van invloed en via welke methoden wordt geparticipeerd?

Kloof dichten

Als puber groeide ik op in een politiek actieve omgeving. Mijn vader was van 1984 tot 1990 VVD-raadslid. Mijn herinneringen aan het huiselijk raadsoverleg gaan vergezeld van de geur van sigaren in de woonkamer. Een belangrijk punt in deze periode was de herindeling van gemeenten. Door een bezoek aan de Tweede Kamer door VVD-leden werd de Wieringerwaard niet, zoals gepland, toegevoegd aan Niedorp maar aan het nabijer gelegen Anna Paulowna.

Wieringerwaard door Adrie Oosterwijk (bron: Shutterstock)

‘Wieringerwaard’ door Adrie Oosterwijk (bron: Shutterstock)


In 2012 was de uitkomst anders. Zo werd Barsingerhorn niet samengevoegd met de gemeente Schagen, maar opgenomen in de nieuwe gemeente Hollands Kroon. Mijn vader was ondertussen sinds 2008 gewisseld van politieke partij. De VVD werd LADA, een naam die vorig jaar is veranderd in LDA, wat staat voor Lokaal Democratisch Alternatief. Na de strijd voor de gemeentelijke herindeling nam mijn vader afscheid van de toen vier zetels tellende LADA-fractie.

Democratie draait niet om perfectie, maar om pogingen

De LDA bestaat nog steeds. Belangrijke punten voor deze partij zijn: transparantie in gemeentelijke besluitvorming, het stimuleren van burgerparticipatie en lokale betrokkenheid om de gemeenschap te versterken. Een kleine partij met drie zetels, met als ideaal: de kloof tussen bestuur en straat dichten.

Vertrouwen herwinnen

Deze partij is een illustratie van de groei van het aantal lokale partijen sinds de jaren negentig. Deze ontwikkeling weerspiegelt de behoefte aan democratische vernieuwing. Zoals in de deelsessie naar voren kwam, is burgerparticipatie een belangrijk middel om beslissingen te beïnvloeden, het vergroot de democratische capaciteit en helpt burgers hun burgerschapsvaardigheden te ontwikkelen. Participatieprocessen zijn ook sociale leertrajecten; door overleg kunnen deelnemers van elkaar leren. Luisteren is hierbij een belangrijke vaardigheid. Ook aandacht voor de emancipatie van gemarginaliseerde groepen is essentieel.

David Van Reybrouck, sinds dit jaar Denker der Nederlanden, kan gezien worden als grondlegger van de democratische vernieuwing in deze eeuw met zijn G1000-burgertop in 2011 in Brussel. Tijdens deze bijeenkomst kwamen bijna 1.000 gelote burgers samen om aanbevelingen te formuleren over sociale zekerheid, de verdeling van rijkdom in tijden van crisis en immigratie.

Maar vernieuwing stuit ook op valkuilen. Paul ’t Hart, hoogleraar Bestuurskunde en keynote spreker op het SKG Jaarcongres, waarschuwt voor ‘groupthink’: participatie mag geen speeltuin worden van hoogopgeleiden. Kijk naar Brazilië, waar informele bemiddelaars wijken verbinden, of naar het Groningse Toukomstpanel, dat via loting stille stemmen versterkt. Hybride methoden – fysieke bijeenkomsten én digitale tools – zijn nodig om iedereen mee te krijgen. Democratie draait niet om perfectie, maar om pogingen.

SKG Jaarcongres 2025 in teken van bouwen aan nieuw vertrouwen

Lees verder

Kortom, lokale politiek – van de LDA tot burgerpanels – laat zien dat de democratie niet in ivoren torens woont, maar in wijk- en dorpshuizen en online fora. Participatie verhoogt de acceptatie van maatregelen en biedt waardevolle lokale kennis. Het vraagt moed: om te experimenteren, om macht te delen en om vertrouwen te herwinnen.


Deze column verscheen eerder in ROmagazine.

Lente: koeien weer in de wei


Agnes Franzen

10 maart 2025  RO magazine

Als dochter van een melkveehouder pleit columnist Agnes Franzen voor een genuanceerder beeld van landbouw in het politieke en maatschappelijke debat. Hightech melkveehouderijen spelen een belangrijke rol in het verbeteren van biodiversiteit en waterkwaliteit.

Als dochter van een melkveehouder heb ik de veranderingen in de Nederlandse landbouw van dichtbij meegemaakt. Momenteel lezen we in de media vooral over de spanningen tussen stikstofuitstoot en natuurbehoud. Om de wettelijk vastgelegde stikstofdoelen te halen, moet de stikstofuitstoot van de landbouw tussen nu en 2035 twee keer zo snel dalen als eerder geraamd, aldus een recent onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Mijn jeugd op de boerderij stond in het teken van geleidelijke, maar ingrijpende veranderingen. In de jaren ’60 verhuisden mijn vader met zijn ouders van de Zandweg in Wormer naar de Heerenweg in Barsingerhorn. Op deze boerderij uit 1838 hielden ze uiteindelijk 41 koeien. Ik herinner me nog levendig hoe er in 1976 een nieuwe stal werd gebouwd voor 77 koeien – destijds een enorme vooruitgang. Zeker als je bedenkt dat het gemiddelde aantal koeien per bedrijf tegenwoordig tussen de 80 en 120 ligt.

De groei zette door, en aan het begin van deze eeuw telde het bedrijf al 200 koeien. Ze verhuisden van het dorpslint naar het buitengebied. Vandaag de dag melkt mijn broer, die het bedrijf heeft overgenomen, zo’n 250 koeien met behulp van vier melkrobots. Zonnepanelen op het dak leveren groene stroom, en de melk gaat naar CONO Kaasmakers, bekend van Beemsterkaas.

Melkveehouderij gaat niet alleen over krimp, maar ook over innovatie en transparantie tussen producenten, verwerkers en retailers 

Deze persoonlijke geschiedenis illustreert hoe een deel van de Nederlandse melkveehouderij is getransformeerd tot een hightech, duurzame sector met een stijgende productie. Met een marktaandeel van 11 procent in agritech draagt deze sector aanzienlijk bij aan de internationale concurrentiepositie van Nederland.

Maar het draait niet alleen om productie. Precisietechnieken en datagedreven landbouw optimaliseren het gebruik van hulpbronnen en verminderen de milieu-impact. Geavanceerde monitoringsystemen volgen 24/7 de gezondheid en het welzijn van elke individuele koe. Dit leidt tot betere zorg en vroege detectie van gezondheidsproblemen, wat bijdraagt aan een duurzame en gezonde veestapel.

Hightech melkveehouderijen spelen een belangrijke rol in het verbeteren van biodiversiteit en waterkwaliteit. Precisietechnieken verminderen de milieubelasting, terwijl innovatieve systemen ruimte bieden voor biodiversiteit. Dit is essentieel om bedrijven weerbaarder te maken tegen klimaatfluctuaties, ziekten en plagen. Dergelijke verbeteringen vereisen echter voorinvesteringen, waardoor transparantie tussen producenten, verwerkers en retailers cruciaal is om de kostprijs gelijk te houden. Daarnaast dragen geavanceerde irrigatiesystemen bij aan efficiënter watergebruik en minder uitspoeling.

Om richting te geven aan de toekomst van de Nederlandse landbouw heeft de Sociaal-Economische Raad (SER) zeven transitiepaden geïdentificeerd: hightech landbouw in gesloten en open systemen, duurzame landbouw, biologische landbouw, maatschappelijke ondernemingen, natuur- en landschapsbeheer, en bedrijfsbeëindiging.

De gebiedsgerichte aanpak per provincie, gecombineerd met investeringen in hightech oplossingen, stelt Nederland in staat zijn positie als innovatieve agrarische natie te versterken 

Mijn broer wordt echter geconfronteerd met uitdagingen rond duurzame energie-initiatieven vanwege een deel van zijn land dat binnen een Provinciaal Beschermd Landschap (PBL) valt. Hij wil graag een kleine windmolen plaatsen om zijn bedrijf te voorzien van duurzame energie, maar stuit op weerstand van de provincie. Ironisch genoeg is er op slechts enkele meters afstand – net buiten het PBL-gebied – wel toestemming gegeven voor een hoogspanningsmast. Deze situatie illustreert hoe ruimtelijke ordening soms tegenstrijdigheden oplevert die duurzaamheidsinitiatieven belemmeren.

De gebiedsgerichte aanpak per provincie, gecombineerd met investeringen in hightech oplossingen, stelt Nederland in staat zijn positie als innovatieve agrarische natie te versterken. Dit bevordert economische groei, voldoet aan milieu- en dierenwelzijnseisen, en waarborgt voedselzekerheid én -veiligheid. Bovendien draagt de sector bij aan onze kenniseconomie door expertise te exporteren. De uitdaging ligt echter in het vinden van balans tussen technologische vooruitgang, duurzaamheid en behoud van het unieke Nederlandse landschap.

Als dochter van een melkveehouder pleit ik voor een genuanceerder beeld van landbouw in het politieke en maatschappelijke debat. De realiteit van voortdurende aanpassing en vooruitgang binnen deze sector verdient erkenning. Alleen door dit perspectief mee te nemen kunnen we komen tot evenwichtig beleid dat recht doet aan zowel de noodzakelijke krimp van de veestapel als aan de diversiteit en het potentieel binnen de Nederlandse melkveehouderij.

Van MS-DOS naar AI in gebiedsontwikkeling


Agnes Franzen

19 februari 2025 RO magazine

De opmars van AI in gebiedsontwikkeling opent nieuwe wegen voor alle betrokken spelers. Dankzij data-gedreven besluitvorming, Digital Twin-technologie en participatieve planning kunnen we onze leefomgeving effectiever en inclusiever vormgeven, mits we de uitdagingen op het gebied van privacy, transparantie en machtsverhoudingen niet uit het oog verliezen.

Halverwege de jaren tachtig kreeg mijn vader, als bestuurslid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, via zijn werk een computer met MS-DOS. Het fundament voor mijn digitale toekomst. Een jaar voordat deze computer arriveerde, had ik een A3-werkstuk gemaakt over cabaret in het beroemde Parijse theater Le Chat Noir, met handgeschreven teksten en tekeningen. Maar nu paste ik mijn eerste tekstcomputerervaring toe voor een werkstuk over Thebe – het huidige Luxor in Egypte – met geprinte teksten en afbeeldingen.

Vervolgens brak in de jaren negentig het internet echt door, waarna het aantal websites exponentieel toenam. Terwijl in 1998 veel mensen nog twijfelden over de aanschaf van een mobiele telefoon – bekijk het mooie filmpje hierover van Frans Bromet – is deze inmiddels niet meer weg te denken. Evenals social media, waarmee we nu dagelijks overspoeld worden; overigens niet altijd positief.

Ik volg AI-expert Klöpping in zijn advies om AI dagelijks te gebruiken, bewust en kritisch, zodat ik voordelen kan benutten en risico’s beheersen 

Toch voelt het ontdekken van de mogelijkheden van AI voor mij als een nuttige nieuwe ontdekkingsreis. In november 2023 schreef ik mijn eerste blog over AI, waarin ik zowel de kansen als de risico’s belichtte, zoals nepnieuws en gebrek aan transparantie. Ik volg AI-expert Alexander Klöpping’s advies om AI dagelijks te gebruiken, bewust en kritisch, zodat ik voordelen kan benutten en risico’s beheersen. Dit is nodig als we kijken naar de marktontwikkelingen, zoals het recente DeepSeek-R1-alternatief van een Chinees AI-bedrijf dat vergelijkbare prestaties biedt tegen lagere kosten, maar waarbij ook wordt gewaarschuwd voor datacensuur en privacy.

Ook bij gebiedsontwikkeling ontwikkelen AI-toepassingen zich razendsnel. Grote bedrijven onderzoeken al hoe zij AI in hun bedrijf en erbuiten kunnen inzetten, terwijl overheidsinstanties soms nog zoekende lijken. Dit leidt tot een kennisvoorsprong en machtsdominantie bij bedrijven.

Wat we aan overheidszijde wel zien is dat datagedreven besluitvorming steeds vaker wordt gebruikt en zo aan waarde wint. Dit bijvoorbeeld door via IoT (Internet of Things) onontdekte patronen in data te analyseren. Hiermee kunnen slimmere en beter onderbouwde beslissingen worden genomen over infrastructuur, transport, huisvesting en milieubeheer. Smart City Amsterdam is hier een inspirerend voorbeeld van.

Daarnaast brengt AI diverse databronnen samen – van economische en ecologische data tot sociale indicatoren – voor het ontwikkelen van voorspellende modellen en simulaties. Een voor gebiedsontwikkeling relevant voorbeeld hiervan is het Digital Twin-concept: door virtuele replica’s van steden te creëren, kunnen planners scenario’s simuleren en de impact van stedelijke ontwikkelingen voorspellen, wat de besluitvorming ondersteunt.

AI kan zorgen voor een beter samenspel tussen de politiek en burgers, wat kan bijdragen aan een transparantere en inclusievere planning voor zowel stedelijke als landelijke gebieden 

Bovendien biedt AI kansen voor nieuwe vormen van participatieve planning. Via interactieve platforms en simulaties raken burgers actiever betrokken bij het bepalen van hun leefomgeving, waardoor zij beter geïnformeerd en doelgerichter hun mening kunnen vormen. Zo ontstaat een beter samenspel tussen de politiek en burgers, wat kan bijdragen aan een transparantere en inclusievere planning voor zowel stedelijke als landelijke gebieden.

Kortom, de opmars van AI in gebiedsontwikkeling opent nieuwe wegen voor alle betrokken spelers. Dankzij data-gedreven besluitvorming, Digital Twin-technologie en participatieve planning kunnen we onze leefomgeving effectiever en inclusiever vormgeven, mits we de uitdagingen op het gebied van privacy, transparantie en machtsverhoudingen niet uit het oog verliezen.

Ook de toegevoegde waarde van de ontwerpende disciplines moeten we niet uit het oog verliezen om de ruimtelijke kwaliteit, en daarmee de gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde van onze leefomgeving, te borgen.

Voor wie is Rotterdam?


Agnes Franzen

19 januari 2025 RO magazine

Rotterdam heeft zich ontwikkeld tot een stad met internationale allure, maar de woningmarkt kan de groeiende betaalbare woningvraag niet bijbenen. Vooral kleinere, betaalbare woningen blijven een zeldzaamheid, ook voor jongeren die zelfstandig in de stad willen (blijven) wonen. De toenemende schaarste schreeuwt om innovatieve oplossingen.

Iedereen weet dat de woningmarkt in Nederland oververhit is. Dit ervoer ikzelf toen mijn zoon op zoek ging naar een woning in Rotterdam. Hij wil, net als velen met hem, graag op zichzelf wonen maar de spanning op de huurmarkt is enorm. Voor corporatiewoningen reageren soms wel 1.000 of meer mensen op één woning. Platforms zoals Huurwoningen en Funda bieden iets minder concurrentie, maar ook daar worden woningen vaak toegewezen op basis van inschrijving en loting. Afhankelijk van de makelaar als tussen persoon, mogen dan 10 tot 15 mensen de woning bezichtigen.

Ik woon inmiddels al 30 jaar in Rotterdam en heb de stad enorm zien veranderen. Waar het vroeger een stad was met betaalbare woningen en een rijke kunstscene was er ook veel armoede, werkloosheid en daklozen. Tegenwoordig is het een veel veiligere stad met een bloeiende culturele sector en een steeds duurzamere economie. De stad heeft zich ontwikkeld naar een stad met internationale allure en een indrukwekkende skyline. Zo is de Maastoren op de Kop van Zuid met 165 meter al enige tijd de hoogste kantoortoren van Nederland. In het Scheepvaartkwartier staat de recent gerealiseerde Zalmhaventoren, 215 meter hoog. En bij het Hofplein komt de RISE-toren van 289 meter.

Rotterdam wil aan de oostflank tot 2040 30.000 woningen erbij realiseren 

Verder heeft de gemeente ambitieuze plannen om voor 2040 maar liefst 50.000 nieuwe woningen te realiseren, met een focus op betaalbare middenhuur- en koopwoningen. Het Oostflankgebied, dat zich uitstrekt van station Alexander tot Zuidplein, behoord met 30.000 woningen tot een van de grootste bouwlocaties van Nederland. Dit project omvat een nieuwe brug tussen Kralingen en IJsselmonde, en snel openbaar vervoer tussen Kralingse Zoom en Zuidplein. In Zuid wordt naast de afronding van Katendrecht bijvoorbeeld ook het project Rotterdams Tij ontwikkeld als onderdeel van Stadionpark. En in het westen van de stad wordt het Merwede-Vierhavengebied (M4H) getransformeerd tot een gebied voor de creatieve maakindustrie en wonen.

De bevolkingsgroei in de stad vraagt om innovatieve oplossingen. Maar voor wie is de stad eigenlijk bedoeld?

Door demografische ontwikkelingen groeit het aantal eenpersoonshuishoudens naar vijftig procent in 2035 is de verwachting, terwijl betaalbare woningen voor deze groep schaars blijven. Dit vraagt om innovatie. Voor de bestaande bouw ligt een kans in het kadastraal splitsen van panden naar twee kleinere woningen. Bij nieuwbouw zou meer geïnvesteerd moeten worden in aanpasbare en flexibele bouwsystemen, digitalisering, robotisering en het gebruik van circulaire materialen. Kortom zet als stad fors in op digitale bouwpakketten, prefabwoningen en duurzame materialen. Dit maakt het mogelijk om sneller betaalbare (koop-)woningen te realiseren, met een prijs van ongeveer 90.000 euro. Deze woningen zijn bovendien ook goed geschikt voor tijdelijke locaties.

Sommige verhuurders omzeilen het nieuwe puntensysteem met hoge servicekosten of woningen in slechte staat, die de huurder dan zelf mag opknappen 

Maar tot nu toe blijven voldoende kleinere, betaalbare woningen een zeldzaamheid, ook voor jongeren die zelfstandig in de stad willen (blijven) wonen. De zoektocht naar een woning is vaak ontmoedigend. Mijn zoon staat bijvoorbeeld op nummer 800 op de wachtlijst voor een corporatiewoning. In de private sector beginnen de huurprijzen in het middensegment vaak vanaf 1.000 euro. Hierbij heb ik ontdekt dat sommige verhuurders het nieuwe puntensysteem (Wet betaalbare huur) weten te omzeilen met hoge servicekosten of woningen in slechte staat, waardoor huurders zelf moeten investeren in verbeteringen. Bovendien zijn de eisen voor borg- en garantstellingen vaak hoog, wat het extra lastig maakt voor starters.

Kortom, Rotterdam heeft zich ontwikkeld tot een stad met internationale allure, maar de woningmarkt kan de groeiende betaalbare woningvraag niet bijbenen. Zo bezocht mijn zoon onlangs twee woningen in de private sector. De eerste had een huurprijs van 1.050 euro per maand, terwijl de tweede 750 euro per maand kostte. Hoewel de tweede woning slechts tijdelijk beschikbaar is (1,5 jaar), besloot hij zich in te schrijven voor deze ‘voordelige’ optie. Misschien heeft hij geluk bij de loting, maar het zou me niet verbazen als hij voorlopig nog even thuis blijft wonen.

Kabinet anno 2024


Agnes Franzen

09 december 2024 RO magazine

Hoe staan we ervoor in de ruimtelijke ordening zo aan het einde van het jaar. Kijken we naar het kabinet dan wordt het regelmatig bekritiseerd met termen als ‘gebrek aan visie’, ‘onrealistische doelstellingen’ en ‘vertraagde uitvoering’. Vooral de aanpak van migratie, het trage verloop van de stikstofaanpak en ontbreken van daadkracht in de klimaat- en energietransitie moeten het ontgelden. Opgaven die behalve een ruimtelijke component ook een sociale dimensie bevatten. Hierbij een reflectie daarop, met voor onder de kerstboom bij ieder onderwerp een leestip.

1 Migratiestromen

Voor haar beleid haalt minister Marjolein Faber van Asiel en Migratie vaak Denemarken aan. Dit land heeft één van de strengste migratie- en asielbeleidsmodellen in Europa, met maatregelen die gericht zijn op tijdelijke opvang, preventie van nieuwe asielaanvragen en een strikte handhaving van uitzettingen. Wat opvalt is een brede politieke en maatschappelijke consensus over het strenge beleid, ongeacht politieke kleur. Het zorgt voor minder interne verdeeldheid wat de uitvoerbaarheid eenvoudiger maakt.

Terecht blijft er tegengeluid tegen polariserende uitspraken, met name richting asielzoekers 

Tegenstanders wijzen op de humanitaire gevolgen zoals onzekerheid en slechte omstandigheden bij de huisvesting. Iets wat we in Nederland bij de oppositie ook horen. Tegelijkertijd zien we mede door het rapport Gematigde groei van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 dat steeds meer partijen het verlagen van het aantal arbeidsmigranten steunt.

Terecht blijft er tegengeluid tegen polariserende uitspraken, met name richting asielzoekers. Dit verdeelt immers de samenleving, maakt samenwerking tussen partijen lastiger en ondermijnt het vertrouwen in de politiek. Neem de Spreidingswet, hier horen we zeker op het platteland veel protesten. Naast verlies van autonomie bij gemeenten ervaren burgers sociale druk door aanspraak op voorzieningen en verschillende culturele achtergronden van migranten, die veelal ook nog eens weinig ervaring hebben met democratie.  Polariserende politiek versterkt dit alleen maar.

Leestip: het boek Kiezen voor democratie van Marcia Luyten. Ze wijst in haar boek op de rol van social media in het verspreiden van nepnieuws en het versterken van extremen door manipulerende algoritmes. Ze pleit voor een herinrichting van democratische processen met de inzet van – bij gebiedsontwikkeling bekende –  burgerberaden om burgers actief te betrekken bij maatschappelijke opgaven.

2 Verduurzaming van de landbouw

Waar de vorige VVD-minister Christianne van der Wal werkte met een fors transitiefonds (ruim 24 miljard euro) om de landbouw te verduurzamen, is dit door het huidige kabinet met zo’n 15 miljard euro verlaagd. Onder het motto ‘boer aan het roer’ krijgen landbouwbedrijven meer ruimte om met eigen oplossingen te komen die passen bij hun bedrijf. Zo worden voor het verminderen van de stikstofuitstoot specifieke normen per bedrijf vastgesteld. In kwetsbare gebieden zoals de veenweidegebieden en rond Natura 2000-gebieden gaat het kabinet voor een gebiedsgerichte aanpak. Boeren die bijdragen aan natuurherstel kunnen rekenen op langjarige financiële zekerheid. Met ingang van 2026 is hier jaarlijks 500 miljoen euro voor beschikbaar.

Ook voor boeren is een economisch haalbaar toekomstperspectief belangrijk 

De oppositie vindt dit beleid van BBB minister Femke Wiersma echter te weinig concreet voor natuurherstel. Innovaties in staltechnologieën worden mede door trage vergunningverlening en technische haalbaarheid als onzeker gezien. En coalitiepartij NSC bekritiseert het uitstel van het PAS-uitvoeringsprogramma, wat volgens hen de onzekerheid voor deze boeren vergroot en hervormingen vertraagt. Hierbij speelt mee dat boeren vanaf 2026 niet méér mest mogen uitrijden dan andere Europese landen, wat voor veel boeren betekent dat ze moeten stoppen als ze niet kunnen extensiveren. Kortom, ook voor boeren is een economisch haalbaar toekomstperspectief belangrijk.

Leestip: Hoe we uit het dorp vertrokken van Wouter Mensink. Hij pleit voor een nieuwe dialoog tussen stedelijke en plattelandsbewoners om te kijken wat hen bindt in plaats van scheidt. Hij ziet dat veel mensen vast zitten in stereotypen en vooroordelen over elkaar en pleit voor gesprekken, het delen van persoonlijke verhalen en ervaringen.

3 Klimaat en energietransitie

Volgens de Klimaat- en Energieverkenning 2024 zal Nederland zijn klimaatdoel van 55 procent emissiereductie in 2030 niet halen, ondanks een verwachte reductie 44-52 procent met het huidige beleid. Overheden lopen vast door vertraging van landelijke wetgeving en complexe projecten. Waar het kabinet inzet op schaalvergroting en netwerkoplossingen, vragen regio’s ook om integrale oplossingen en lokale participatie. Tegelijk draagt netcongestie bij aan lange wachttijden voor stroomaansluitingen en belemmert dit de elektrificatie van vervoer en woningen. Om op koers te blijven zijn drastischere en consistentere maatregelen vereist.

Een actueel voorbeeld is de inzet van het kabinet op het verduurzamen van de industrie via infrastructuur voor groene waterstof van de Rotterdamse Haven naar Duitsland. Tot ongenoegen van Tennet is het hiermee samenhangende plan voor de aanleg van hoofdspanningsinfrastructuur stopgezet, omdat de energievoorziening in zuidelijke provincies na 2035 zo onder druk komt te staan.

Drastischere en consistentere maatregelen zijn vereist om op koers te blijven 

Verder blijft op lokaal niveau het versnellen van het woningisolatieprogramma belangrijk. Dit sluit aan bij de kabinetsaanpak van energiearmoede en betaalbaarheid voor lagere en middeninkomens. Tot slot, kernenergie is als oplossing nog niet van tafel verdwenen en er is aandacht voor nieuwe technologieën om het energieverbruik te optimaliseren, vraag en aanbod beter af te stemmen en – jawel – decentrale oplossingen te stimuleren.

Leestip:

Aansluitend bij de opvatting van Kristel Lammers, directeur RES (Regionale Energie Strategieën), dat energietransitie vooral een sociaal-maatschappelijke opgave is, kom ik op de publicatie De sociale kant van de energietransitie, een onderzoeksverslag van de Hogeschool Utrecht. Hierin wordt in beeld gebracht hoe de energietransitie op een sociaal verantwoorde manier kan worden uitgevoerd aan de hand van de casus Smitsveen in Soest. Belangrijke punten in het boek: mensgerichte benadering, eigenaarschap en betrokkenheid, vertrouwen en participatie en lokale oplossingen. Dit naast koppelkansen met andere lokale behoeftes.

De winst van biodiversiteit

Agnes Franzen

ROmagazine, 04 november 2024 Leestijd ca. 3 minuten

Kabinet-Schoof vond het niet nodig om een afvaardiging naar de VN-Biodiversiteitstop in Colombia te sturen. De biodiversiteit in dit land staat er dan ook niet goed voor. Al een tijdje niet. Een schrale troost is dat het de afgelopen jaren niet slechter is geworden. Ondertussen zijn er andere publieke en private initiatieven om te investeren in biodiversiteit als maatstaf voor het behoud en versterken van onze ecosystemen en hiermee ook onze economie. Laat Den Haag wakker worden en actie ondernemen voor een constructief VN-Biodiversiteitsplan.

Afgelopen week vond de VN-biodiversiteitstop COP16 plaats in Cali, Bolivia. Vorig jaar spraken tweehonderd landen tijdens de top in Montreal af om in 2030 minstens 30 procent van de ecosystemen te beschermen en herstellen. Dit naast het verminderen van schadelijke subsidies, het halveren van voedselverspilling en meer financiering voor biodiversiteit. Het akkoord is echter nog niet bindend.

Van de 196 deelnemende landen hebben slechts 26 een concreet actieplan ingediend. Hoewel de EU met een plan kwam, hebben veel Europese landen, waaronder Nederland, dit nagelaten. Ons huidige kabinet was niet aanwezig en verwacht pas volgend jaar een plan te kunnen indienen. Dit terwijl de urgentie van goede biodiversiteit alleen maar groeit. Zo zorgt het voor veerkrachtige ecosystemen die beter bestand zijn tegen de klimaatveranderingen. Ook zijn ze belangrijk voor voedselzekerheid, kwaliteit van bodem en water en bestuiving van gewassen. Verder is een aanzienlijk deel van de economie afhankelijk van ecosystemen.

Soms is het goed om terug te kijken naar het verleden. Zo had Nederland rond 1900 in de periode van de industriële revolutie met 40 procent al een lage biodiversiteitsscore in verhouding tot de wereldwijde (70 procent) en Europese (50 procent) percentages. Dit weten we omdat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met andere internationale wetenschappers en organisaties aan het begin van deze eeuw de MSA-index (Mean Species Abundance) ontwikkeld heeft. Dit om de impact van menselijke activiteiten te meten en vergelijken met een referentieperiode.

Investeringen in Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland hebben natuurgebieden versterkt en beter verbonden 

Kijken we naar het heden dan is het biodiversiteitspercentage als gevolg van veranderingen in landgebruik, milieudruk en versnippering van ecosystemen sinds 1990 gedaald naar 15 procent. Gelukkig is het de afgelopen jaren niet verder gedaald. Zo worden plant- en diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd met Natura 2000-gebieden als onderdeel van een Europees netwerk. Nederland heeft 162 van deze gebieden, vaak onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur – EHS). Investeringen in dit netwerk hebben natuurgebieden versterkt en beter verbonden. Ook overlapt het Natuurnetwerk soms met onze Nationale Parken.

De 23 Nationale Parken bieden ruimte voor natuurbehoud, recreatie en educatie. Dit jaar is in Noord-Brabant het Van Gogh Nationaal Park uitgeroepen, een gebied waar overheden, organisaties, boeren en het bedrijfsleven samenwerken om het landschap en de biodiversiteit te versterken. Dit soort samenwerkingen zien we gelukkig steeds vaker, zoals in Midden-Delfland met het programma Duurzaam Boer Blijven. Hier wordt gewerkt aan een gesloten kringloop van voedingsstoffen, wat milieuvriendelijk én economisch voordelig is. Ook is er aandacht voor waterkwaliteit en bodemdaling, en beheren boeren natuurgebieden in een roulatiesysteem.

In 2030 moet minstens 10 procent van het landbouwgebied bestemd en ingericht zijn voor behoud en herstel van biodiversiteit (nu 6 procent) 

We zijn dus op de goede weg, maar er is meer nodig. Zo is dit jaar het Nationaal Dashboard Biodiversiteit gelanceerd op de Internationale Dag van de Biodiversiteit. Dit biedt een overzicht van de staat van de Nederlandse natuur en laat zien of Nederland op koers ligt om de biodiversiteitsdoelen voor 2030 te halen. Hoewel de biodiversiteit door de energietransitie en met vergroening van stedelijke gebieden langzaam verbetert, staat de landbouw nog voor een forse opgave. Een van de doelen is dat in 2030 minstens 10 procent van het landbouwgebied bestemd en ingericht moet zijn voor behoud en herstel van biodiversiteit (nu 6 procent).

Zoals eerder beschreven veranderde ons landschap ook rond 1900 ingrijpend. Toen door stadsuitbreiding en de aanleg van spoorlijnen en wegen. Tegelijkertijd zagen we de oprichting van het eerste natuurreservaat. In 1906 richtten Jac. P. Thijsse en Eli Heimans de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten op en kochten ze het Naardermeer. In 1930 volgde de oprichting van Nationaal Park Veluwezoom. Ook nu zien we een groei aan publieke en private initiatieven om te investeren in biodiversiteit als maatstaf voor het behoud en versterken van onze ecosystemen en hiermee ook onze economie. Laat Den Haag wakker worden en actie ondernemen voor een constructief VN-biodiversiteitsplan.

Onderbelicht: sociaal-culturele uitdagingen woningtekort

Auteur Agnes Franzen

RO magazine, 07 oktober 2024 om 17:19, Leestijd ca. 4 minuten

Migratie staat bij kabinet-Schoof op 1, en dan vooral het beperken ervan. Het vergrootglas ligt op aantallen arbeidsmigranten, asielzoekers, statushouders en internationale studenten. Hiertegenover staan kennismigranten die wel welkom zijn. Even los van deze politieke keuze, waar heel veel op af te dingen valt, is het opmerkelijk dat er totaal niet wordt gerept over de specifieke regionale woningvraag van elk van deze groepen.

In heel Europa zien we een opkomst van extreemrechtse en populistische partijen. Wat deze partijen delen is het benadrukken van het behoud van de nationale identiteit en een negatieve houding ten aanzien van immigratie en multiculturalisme. Voor de zuivere discussie is het goed om de feiten op een rij te zetten over migratie, de diversiteit in deze groep en de invloed daarvan op de regionale woningvraag. Hierbij is het goed om te weten dat de bevolkingsgroei in Nederland al ruim 15 jaar wordt bepaald door migrantengroepen. Bij het huidige kabinet ligt het vergrootglas op aantallen arbeidsmigranten, asielzoekers, statushouders en internationale studenten. Hiertegenover staan kennismigranten die wel welkom zijn. Wat bij dit alles zeker meespeelt is het woningtekort: alleen al voor dit jaar 400.000 woningen.

Begin dit jaar kwam het adviesrapport van de Staatscommissie Demografie uit met het pleidooi om in te zetten op een ‘gematigde bevolkingsgroei’ tot maximaa19 tot 20 miljoen inwoners in 2050. Mede om een brede welvaart te behouden. Het kabinet zet nu in op 40.000 tot 60.000 migranten per jaar (vergeet hierbij niet vertrekkende migranten). Ter vergelijking: de afgelopen vijf jaar ging het in totaal om 1,2 miljoen migranten.

Een kwart van de Nederlanders heeft een migratieachtergrond en 12 procent een niet-westerse 

Kijken we naar de huidige bevolkingssamenstelling dan heeft ongeveer een kwart van de Nederlanders een migratieachtergrond (één van de ouders buiten Nederland geboren), waarvan 12 procent een niet-westerse. De grootste concentraties van deze groep zien we in de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (boven de 50 procent). De locatie van bedrijven en kennisinstellingen bepaalt de woningvraag voor arbeidsmigranten, kenniswerkers en internationale studenten.

Dit laatste geldt niet voor tijdelijke opvang van asielzoekers. PVV minister Asiel en Migratie Marjolein Faber heeft aangegeven dat ze de dit jaar vastgestelde Spreidingswet wil intrekken, maar dit gaat zeker nog twee jaar duren. De inschatting is dat er over heel Nederland gezocht moet worden naar 96.000 plekken in asielzoekerscentra (AZC), noodopvang (evenementhallen, vakantieparken, cruiseschepen) en crisisnoodopvang (sporthallen en grote tenten). Pas als een asielzoeker statushouder wordt, resulteert dit een reguliere woningvraag. Wat betreft de arbeidsmigranten (grotendeels uit Oost-Europa), zien we de politieke wens om het aantal daarvan ook te verlagen. Daarbij krijgen bedrijven vaker zelf de taakstelling om voor (flex-) woningen te zorgen. Verder wil het kabinet ook het aantal internationale studenten laten dalen. Voor deze groep zien we op dit moment een tekort van 26.500 woningen. De verwachting is dat dit de komende jaren verder zal stijgen. Bij arbeidsmigranten en studenten gaat het om specifieke woningen, statushouders en ook kenniswerkers beïnvloeden direct de reguliere woningvraag.

Vertalen we bovenstaande trends naar de NOVEX- gebieden, straatje erbij en de herstructureringsopgaven dan verschilt de druk en samenstelling van aantallen migranten per regio. Zo zijn woningen voor arbeidsmigranten meestal verbonden aan het gebied waar ze werken. Hetzelfde geldt voor internationale studenten met een koppeling aan hbo’s en universiteiten. Kennismigranten kennen een wijdere spreiding. En met de Spreidingswet geldt dit ook voor woningen voor statushouders.

We mogen toch hopen dat verantwoordelijke partijen zich bij gebiedsontwikkeling in het algemeen niet laten leiden door populistische politieke boodschappen 

De vraag naar verschillende type woningen zal dus per regio verschillen. Hierbij mogen we niet vergeten dat in aanvulling op bovenstaande groepen de grootste opgave ligt bij groei van eenpersoonshuishoudens (jongeren, gescheiden mensen en ouderen). De verwachting is dat dit aantal de komende dertig jaar stijgt van 3 naar 3,6 miljoen. Verder is er mede door de jarenlange woningnood nog een behoorlijk vraag naar gezinswoningen. Naast nabijheid van werk en voorzieningen verwacht ik dat de klimaatomstandigheden zoals waterveiligheid en hitte bestendigheid steeds meer invloed gaan hebben op regionale voorkeur van (deze) woningzoekers. Met de Spreidingswet zal het aantal statushouders op het platteland toenemen. Dit geldt even goed voor kennisregio’s met haar migranten en de nodige verschuiving in beroepen van arbeidsmigranten naar zorg, bouw, techniek en energie.

We mogen toch hopen dat verantwoordelijke partijen zich bij gebiedsontwikkeling in het algemeen niet laten leiden door populistische politieke boodschappen, maar lokaal samen met bewoners en bedrijven in gesprek gaan hoe om te gaan met de mede door migratie beïnvloedde ruimtelijke en sociaal-culturele samenstelling van wijken. Ze kunnen zich hierbij laten inspireren door mooie voorbeelden en lessen hierover in het buitenland, in de grote steden en bij recente projecten zoals ‘de ASML wijken’ in Eindhoven.

Schiphol onder de loep

AuteurAgnes Franzen

16 september 2024 om 21:39, Leestijd ca. 4 minuten

Wetten zijn belangrijk maar het gaat ook over het nemen van (EU) verantwoordelijkheid door politici, bedrijven en burgers met oog op de geluidhinder en de klimaatveranderingen. Die trekken zich immers niets aan van trage of verkeerde besluitvorming.

Net mijn vakantie achter de rug. Na vele reizen binnen Europa, deze keer een verre vlucht naar Indonesië. Geland op vliegveld Denpasar op Bali. Een eiland met een lokale economie waarin de toeristensector centraal staat. Bij de vlucht kwam een gewetensvraag boven drijven. We horen immers regelmatig over de impact van vliegen op ons klimaat evenals over de last voor omwonenden.

Wat is eigenlijk de waarde van Schiphol?

Eerst de cijfers. Na het corona jaar 2020 (21 miljoen passagiers) is het vluchtverkeer op Schiphol in 2023 bijna weer op het niveau van 2019 (71 miljoen passagiers). Kijken we voor 2023 naar de top-vijf binnen Europa, dan stond Nederland met de ruim 62 miljoen passagiers op plek vier. Op één stond Londen Heathrow Airport met ongeveer 79 miljoen passagiers. Wereldwijd staat het Amerikaanse vliegveld Hartsfield-Jackson in Atlanta aan top met 103 miljoen passagiers. Per dag gaat het daar om 2.500 vluchten, waar Schiphol zich dit jaar richt op 1.400 vluchten per dag. Best veel voor ons kleine land.

Vertalen we dit naar het aantal jaarlijkse vluchten deze eeuw, dan lag de piek in 2019 (497.000) en de dip in 2020 vanwege corona (227.000). Vorig jaar stond de teller op 442.000. Een getal dat dicht in de buurt lag van het streefbeleid van het vorige kabinet met 440.000 vluchten per jaar. Inzet van VVD minister Harbers was bij te dragen aan lagere geluidhinder en minder uitstoot van stikstofoxiden en CO2. Maar onder druk van De Europese Unie en de Amerikaanse regering bij het verlies aan start- en landingsrechten moest demissionair minister Harbers zijn besluit vorig jaar weer terugdraaien.

Minister Madlener geeft aan vertrouwen te hebben in de inzet van Schiphol om snel te verduurzamen 

Een pikant detail bij dit alles is dat Schiphol tot voor kort nog vloog onder een gedoogconstructie. Door via een tussenpersoon stikstofrechten bij boeren op te kopen – deels via aankoop gronden – heeft ze vorig jaar een geldige natuurvergunning gekregen voor 460.000 vluchten per jaar. De nieuwe PVV minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) verhoogt dit naar 475.000 tot 485.000 vluchten met strengere geluidsnormen voor de nacht en eisen over stillere en schonere vluchten. Verder kijkt hij voor grote vliegtuigen naar Lelystad Airport.

Cumulatief effect van vliegverkeer

Madlener geeft aan vertrouwen te hebben in de inzet van Schiphol om snel te verduurzamen. Maar net als Tata Steel, Shell in Rotterdam en onze kolencentrales laten zien, heeft dit tijd en goedkeuringsmaatregelen nodig. Ondertussen blijft er een klimaat- en bewonerslast voor wie het niet snel genoeg kan gaan. Dit geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor nabijgelegen grote vliegvelden in Duitsland, Frankrijk en Engeland. Relevant hierbij is dat er volgens sommige experts te weinig aandacht is voor de uitstoot op grote hoogte. Hoe ziet de CO2-wolk boven al deze nabij gelegen vliegvelden eruit? Hier horen we nog weinig over.

Zou de vraag niet moeten zijn hoe we het aantal internationale vluchten met grote vliegtuigen kunnen verlagen zonder onze economische waarde te verkleinen? 

Tot slot, Nederland is een handelsland, waarbij Schiphol zich naast haar hubfunctie belangrijk acht voor de export en buitenlandse investeerders. Dit raakt direct aan de recente rapport van Draghi over de urgentie van meer Europese aandacht voor haar economische mondiale concurrentievermogen. Kijken we in deze context naar de doelstellingen van vliegmaatschappijen dan zet de nieuwe financiële topman Bas Brouns bij KLM in op de vluchtaantallen van voor corona. Maar zou de vraag niet moeten zijn hoe we het aantal internationale vluchten met grote vliegtuigen (20 procent vluchten – 80 procent CO2 uitstoot) kunnen verlagen zonder onze economische waarde te verkleinen?

Denk aan een andere type vliegtuigen en vaker digitaal vergaderen; zoals tijdens corona. Een middel dat hierbij kan worden ingezet is de sinds 2021 geldende vliegtax; nu 29,05 euro per passagier. Laat bestuurders hierbij besluiten nemen over passende maatregelen voor vervuilers (op afstand, klasse, en naast (hub) passagiers ook op vracht). Evenals aandacht besteden aan een betaalbaar en met vliegen concurrerend HSL-net.

Concluderend, wetten zijn belangrijk maar het gaat ook over het nemen van (EU) verantwoordelijkheid door politici, bedrijven en burgers met oog op de geluidhinder en de klimaatveranderingen, die trekken zich immers niets aan van trage of verkeerde besluitvorming.

De kracht van beeldvorming

AuteurAgnes Franzen

01 juli 2024 om 16:20, Leestijd ca. 4 minuten

Bij vervolgstappen richting de Nota Ruimte kan ontwerpend onderzoek een belangrijke rol vervullen. In lijn hiermee wordt op dit moment door het Rijk gewerkt aan het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (ARO) 2025 – 2028. Het college van Rijksadviseurs (CRa) heeft begin juni zes adviezen gegeven op het concept ARO, waarbij de omgevingskwaliteit in Nederland centraal staat.

Recent kwam het Voorontwerp Nota Ruimte uit. Deze heeft nog geen juridische status maar geeft een eerste indruk van de ruimtelijke transitie waar we voor staan richting 2050 en 2100. Het nieuwe kabinet heeft nu de schone taak om in diverse stappen te komen tot een definitieve Nota Ruimte. Met de vele ruimteclaims weten we dat dit geen eenvoudige opgave is. Zo hoorde ik laatst dat in sommige provincies voor 30 procent van de opgaven geen plek is. We staan kortom voor een pittig keuzetraject waarbij we de aandacht voor de omgevingskwaliteit niet uit het oog mogen verliezen, net zo min als de rol die ontwerpers hierbij spelen.

In een notendop schetst het voorontwerp de opgaven voor onder meer bodem en water, en de integratie hiervan met drie samenhangende bewegingen. Speciale aandacht is er voor  defensie, cultureel erfgoed en landschap op nationaal niveau. De drie bewegingen gaan over een nieuw evenwicht tussen landbouw en natuur, een klimaatneutrale en circulaire samenleving, en sterke regio’s, steden en dorpen in heel Nederland. Als illustratie bij de toelichtende teksten bevat het rapport diverse 2D kaarten en grafieken. 

Bij vervolgstappen kan ontwerpend onderzoek een belangrijke rol vervullen: in de interactie op nationale schaal en in relatie tot de regionale schaal en bijbehorende gebiedsopgaven. In lijn hiermee wordt op dit moment door het Rijk gewerkt aan het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp (ARO) 2025 – 2028. Het college van Rijksadviseurs (CRa) heeft begin juni zes adviezen gegeven op het concept ARO, waarbij de omgevingskwaliteit in Nederland centraal staat.

De waarde van ontwerpend onderzoek ligt in het verkennen en tastbaar verbeelden van de effecten van ruimtelijke keuzes 

Het eerste advies betreft een oproep voor een bredere rol van het ruimtelijke ontwerp gericht op deze omgevingskwaliteit. Ofwel richt je niet alleen op ontwerpend onderzoek, maar ook op het operationeel ontwerp om transities concreet vorm te geven. Ik denk dat dit niet los van elkaar is te zien. En dat de waarde van ontwerpend onderzoek ligt in het niet direct vastleggen van een oplossing maar in het verkennen en tastbaar verbeelden van wat de effecten van bepaalde ruimtelijke keuzes zijn en, hiermee samenhangend, wat de belangrijkste knelpunten en knoppen zijn om aan te draaien.

Het tweede advies betreft de oproep tot een rijksbrede ondersteuning van de ARO. Dit in lijn met het Voorontwerp Nota Ruimte met nu nog BZK en straks een eigen ministerie als eindverantwoordelijke ondersteund door een breed aantal ministeries. Hierbij pleit CRa ook voor samenwerking met rijksdiensten zoals het Rijksvastgoedbedrijf, Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Verder wordt een oproep gedaan om het ARO-programma een plek te geven onder de Omgevingswet. Hier zie ik een kans voor een evaluatie en leertraject. De Omgevingswet bevat immers kaders en richtlijnen waarbij gaandeweg geleerd kan worden hoe en of deze werken. Hetzelfde geldt voor besluitvormings- en participatietrajecten.

Het derde advies gaat over het bevorderen van goed publiek opdrachtgeverschap. Het verbeteren van de aanbestedingscultuur speelt hierbij een belangrijke rol. Hier zou een selectie volgens de CRa terecht niet (alleen) over geld moeten gaan maar juist over kwaliteit. Een niet genoemd maar niet onbelangrijk detail hierbij is dat bij een architectenselectie registratie in het Architectenregister verplicht is maar dat dit niet geldt voor de stedenbouw en landschapsarchitectuur. Terwijl juist deze disciplines hard nodig zijn voor de grote transitieopgaven. Stel voor deze vakgebieden registratie dan ook verplicht.

Verlies als opdrachtgever en opdrachtnemer de waarde van ontwerpers niet uit het oog 

De laatste drie adviezen gaan vooral over het belang van netwerken. Zo wordt een oproep gedaan om het bouwmeestersnetwerk uit te breiden, om zo op lokaal niveau bij te dragen aan nieuwe oplossingsrichtingen en breed gedragen toekomstige verhalen. Een aansluitend pleidooi gaat over het investeren in de ontwerpers van de toekomst, onder andere via het stimuleren van samenwerking tussen verschillende onderwijs- en kennisinstellingen. En tot slot wordt het belang van internationale kennisuitwisseling benoemd.

Rode draad bij de adviezen is de zorg over de kwaliteit van onze leefomgeving. Dit raakt ons allemaal. Verlies als opdrachtgever en opdrachtnemer daarom de waarde van ontwerpers niet uit het oog. Tegelijkertijd is het belangrijk dat ontwerpers zich bewust zijn van de besluitvormingsprocessen in het huidige gepolariseerde politieke en maatschappelijke strijdtoneel.