De buurt centraal voor een sociale en duurzame stad

Het boek ‘Neighbourhoods for the Future. A Plea for a Social and Ecological Urbanism’ gaat uit van de overtuiging dat de klimaatcrisis vraagt om een verbreding van onze ‘stedelijke verbeelding’. Hoe zorgen we ervoor dat mensen zich thuis voelen in de stad? Volgens de auteurs liggen hiervoor kansen op buurtniveau door de mondiale klimaatopgave te verbinden met lokale vraagstukken. Een belangrijke opgave voor gebiedsontwikkeling.

Het boek bestaat uit vier delen. In deel één wordt gereflecteerd op de betekenis van de klimaatcrisis voor (her)bouw van steden, geredeneerd vanuit de schaal van de buurt. Het tweede deel gaat in op dertien Nederlandse en buitenlandse buurten die een grote bijdrage hebben geleverd aan of waar een grote ambitie bestaat op het gebied van duurzaamheid. In het derde deel worden drie projecten uitgediept. Het boek sluit af met een analyse van de projecten als basis voor diverse lessen en negen aanbevelingen voor buurten van de toekomst.

Klimaatdoelen én leefbaarheid

In de publicatie gaan de auteurs ervanuit dat twee derde van de wereldbevolking in 2050 in steden woont. Dit betekent dat 40 procent van het stedelijk gebied nog moet worden gebouwd. De auteurs maken duidelijk dat een technocratische aanpak van de klimaatcrisis, volledig gebaseerd op technologische kennis, tekortschiet. Het risico is groot dat een te grote focus op de techniek niet tot het benodigde draagvlak leidt, met protesten en een trage implementatie als gevolg. Als antwoord hierop pleiten ze om de klimaatopgaven niet alleen grootschalig maar ook vanuit de schaal van de buurt op te pakken. Zo kunnen deze worden verbonden met interventies gericht op andere vraagstukken zoals een sociale en rechtvaardige stad. De onderliggende vraag is dan welke specifieke kwaliteiten in een buurt voor een prettige leefomgeving zorgen.

“Mondiale klimaatopgaven verbinden met lokale vraagstukken is een belangrijke opgave voor gebiedsontwikkeling.”

De schaal van de buurt wordt geplaatst tegenover twee gangbare vormen van verstedelijking in de 20e eeuw. De ruimtelijk compacte hoogbouw en de suburban sprawl. In het boek wordt ingegaan op de geschiedenis van beide woonvormen aan de hand van bekende architecten zoals Le Corbusier en Frank Loyd Wright. De auteurs stellen dat de beperkingen van bovenstaande stedenbouwkundige archetypen gaandeweg duidelijk zijn geworden. Denk bij hoogbouw aan het scheiden van functies met anonimiteit en een gebrek aan eigenaarschap van de leefomgeving als gevolg. Ook bij de suburbs staat niet de gemeenschap centraal, maar het individuele gezin. Verder blijkt uit onderzoek – en dat geldt voor beide typen – dat de verschillen tussen diverse bevolkingsgroepen toenemen, dat armoede toeneemt en binnensteden voor veel mensen niet langer betaalbaar zijn. Onderzoek van de European Environment Agency maakt duidelijk dat veel wijken (en hun bewoners) bovendien te maken hebben met beperkte aandacht voor flora en fauna, fileproblemen, hoge publieke kosten en problemen met gezondheid.

De auteurs concluderen dat er niet één oplossing is voor duurzame verstedelijking. Maar dat het denken op buurtniveau, uitgaande van een gemiddelde dichtheid, mixed use en sociale diversiteit een belangrijke bijdrage kan leveren aan het bereiken van klimaatdoelen en leefbaarheid. Om te weten te komen wat bepalende kwaliteitskenmerken zijn en wanneer en hoe die daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden, zijn in het boek twee concepten geïntroduceerd:

  1. Onder ‘ buurtecologie’  verstaan de auteurs alle kwaliteiten van een buurt als gevolg van interventies op het gebied van duurzaamheid en de sociale agenda.
  2. Onder ‘buurtarrangementen’  verstaan de auteurs de (combinaties van) maatregelen die buurten zowel duurzaam als sociaal sterk maken.

Pleidooi voor buurtecologie

De geïntroduceerde term ecological urbanism is niet nieuw, maar de auteurs willen dit concept verder uitwerken en toepassen op een nieuwe stedelijkheid. Ecologie is meer dan alleen ‘natuur’. Het gaat om het erkennen dat steden en natuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dit vraagt niet alleen om het gebruik van klimaatvriendelijke bouwmaterialen en een klimaatadaptieve inrichting van de openbare ruimte. Ook aandacht voor de ‘sociale ecologie’ is van belang: het inzetten van kennis van alle stakeholders, inclusief bewoners. Om het geheel van samenhangende delen die een buurt tot een goed functionerend en een prettig geheel maken, munten de auteurs het begrip neighbourhood ecology.

Om grip te krijgen op wat neighbourhood ecology is selecteren de auteurs cruciale kwaliteiten van buurten. Te weten: duurzame prestaties, het scheppen van een prettige leefomgeving, betaalbaarheid plus inclusie en adaptief vermogen. Om dit te realiseren is een buurtarrangement nodig, een combinatie van discours, actoren, middelen en regels die samen een meer duurzame en sociaal sterke buurt mogelijk maken.

Voorbeeldbuurten

In het boek is voor drie buurten een verdiepingsslag gemaakt. Te weten Bo01 in het Zweedse MalmöRegent Park in het Canadese Toronto en de modernistische hoogbouwwijk Overvecht in Utrecht. Graag sta ik stil bij het reeds gerealiseerde eco-city project Bo01. Dit project is gestart in 1999 en afgerond in 2011. Bijna dagelijks wordt dit gebied nog bezocht om te leren hoe de transformatie naar een duurzame buurt tot stand gebracht kan worden. In het Zweedse voorbeeld is het weren van auto’s een belangrijk punt gebleken, een strategie die we in Nederland bijvoorbeeld zien op het in het boek opgenomen project GWL-terrein in Amsterdam. Voetgangers en fietsen staan centraal. Verder heeft een groep eigenaren voor Bo01 in vijf maanden tijd een kwaliteitsprogramma opgesteld. Het betreft een set van richtinggevende principes gericht op het opwekken van hernieuwbare energie (klimaatneutraal), het versterken van de biodiversiteit en er voor zorgen dat het waterfront vanuit iedere woning zichtbaar is

“Het pleidooi van Jane Jacobs is van alle tijden, maar iedere periode vraagt wel om eigen aandachtspunten en bijbehorende aanpak.”

Om te zorgen dat de ontwikkelaars de leidende en gewenste principes in de transformatie volgen, is het project gefaseerd. Alleen nadat het eerste gebied (op publieke grond) op de gevraagde wijze gerealiseerd was, volgde een nieuw gebied. Om de verschillende opgaven samen te brengen is gewerkt met een gebiedsgerichte organisatie. Cruciaal voor de haalbaarheid waren de publieke investeringen en subsidies. Verder is een belangrijke les uit Bo01 het werken op de menselijke schaal, en het samenbrengen van lokale behoeften en de grotere klimaatopgave waar we voor staan.

Inspirerende aanbevelingen

Het boek sluit af met de belangrijkste lessen en negen inspirerende aanbevelingen. Als illustratie licht ik er graag twee uit:

Als eerste de aanbeveling met aandacht voor smart cities. De inzet van technologische middelen lijkt aanlokkelijk. In het boek wordt een voorbeeld in Utrecht aangehaald waar een ondernemer een smart grid voor zonne-energie bewust op buurtniveau realiseerde. De gedachte hierachter is om privacy, autonomie en toegankelijkheid in eigen hand te houden (en niet in die van een groot en anoniem platform).

En dan de aanbeveling waarin, aan de hand van de wijk Portland’s Pearl District in Oregon (VS), beschreven wordt hoe met tax increment financing (TIF) bij gentrificatie de stijgende waarde zo kan worden ingezet dat ook de lage en middeninkomens in de buurt kunnen (blijven) wonen. Een Nederlands voorbeeld hiervan is de terugkoopgarantie door corporaties bij verkoop van een huurhuis, maar het is een inspirerende gedachte hoe dit naar Amerikaans voorbeeld breder ingezet kan worden. 

Bruikbare handreikingen voor stad als organisme

Een belangrijke bron in het boek is het werk van de Amerikaans-Canadese publiciste en stadsactiviste Jane Jacobs. Zij pleitte in de jaren zestig al voor het belang van een combinatie van een gevoel van veiligheid, het stimuleren van sociale interactie en het mengen van bevolkingsgroepen in buurten met een menselijke maat. Het pleidooi van Jacobs is van alle tijden, maar iedere periode vraagt wel om eigen aandachtspunten met bijbehorende aanpak. Duidelijk is dat we in deze tijd niet voort kunnen borduren op de 20e eeuwse focus op welvaart, maar welzijn veel meer centraal moeten stellen. Neigbourhoods for the Future biedt heldere concepten en aansprekende voorbeelden met bruikbare handreikingen om te komen tot een stad als levend organisme. Met buurten die zowel sociaal als duurzaam zijn.

Corona: kans voor versnellen klimaattransitie

Corona heeft zich genesteld in vele onderdelen van de samenleving. Het heeft in Nederland even geduurd, maar ook hier zien we nu mensen met mondkapjes op straat en in winkels. Een dagelijkse confrontatie met het coronavirus. Ook voor gebiedsontwikkeling. Lege vliegtuigen, lege treinen, rustigere snelwegen. Lege kantoorruimtes, failliete winkels en gesloten horecavoorzieningen. De coronacrisis is een aanslag op onze economie. De Europese Commissie voorspelt dat de EU-landen – op voorwaarde dat nieuwe virusgolven uitblijven – op zijn vroegst in 2023 terugkeren naar hun welvaartsniveau van vóór de coronapandemie.

Europa heeft de ambitie om met de Green Deal het eerste klimaatneutrale continent te worden. Hier zijn echter veel en grote investeringen voor nodig. In de Tweede Kamer was vorige week een discussie over het gewenste tempo van energietransitie. Verantwoordelijk minister Wiebes was hier duidelijk over: ‘het is onmiskenbaar dat er extra actie nodig is om de klimaatdoelen (CO2-reductie van 49 procent in 2030) te halen’. Hij ziet dit als een belangrijke taak voor het volgende kabinet. Maar laten we ook kijken wat vandaag al kan. Laat de coronacrisis geen roet in het eten gooien, maar speel in op de trends die de klimaatdoelen versnellen. Gebiedsontwikkeling en de ontwerpende disciplines kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren.

Minder vliegen, meer treinen

Als eerste trend de verandering in vervoersbewegingen. Om te beginnen het luchtvervoer. Het zal niemand zijn ontgaan dat het passagiersvervoer per vliegtuig dramatisch is gedaald. De vraag is hoe dit zich na de coronacrisis herstelt. Een verwachte trend is dat er vaker met kleinere vliegtuigen wordt gevlogen, die van bestemming naar bestemming vliegen; ook op langere trajecten. Hiermee staat Schiphol als transferluchthaven onder druk, maar het zorgt wel voor een lagere CO2-uitstoot in de omgeving. Daarbij kan door kleine verbeteringen in het treinvervoer, zoals bijvoorbeeld minder haltes, binnen een straal van 500 tot 750 kilometer de trein een deel van het Europese luchtverkeer vervangen.

Dan het personenvervoer op de weg. Met de groei van het thuiswerken wordt het eenvoudiger om het verkeer over de dag te spreiden, zowel op de snelwegen als in het openbaar vervoer. Dit zorgt voor minder files en is in combinatie met de groeiende markt van betaalbare elektrische (deel)auto’s ook goed voor de luchtkwaliteit.

Meer aandacht voor ruimtelijke ingrepen die uitnodigen om meer te bewegen

Een tweede trend is de groeiende aandacht voor een gezonde stad. Als gevolg van corona zien we een groei van de buitensport en is de schaarse natuur en recreatief Nederland (her)ontdekt. Verder wordt in veel steden al ingezet op minder ruimte voor auto’s en meer ruimte voor fietsers en voetgangers. Ook is er al langer aandacht voor ruimtelijke ingrepen die uitnodigen om meer te bewegen. Daarbij is de openbare ruimte een belangrijke plek voor ontmoeting, zien we ook nu in de coronatijd. Dit past bij de toename van woningcomplexen met veel aandacht voor gemeenschappelijke ontmoetingsruimtes. Ook vraagt het om in te spelen op de klimaatverandering met meer groen en ruimte voor wateropslag voor een betere kwaliteit van onze leefomgeving.

Verder heeft de corona de trend van digitalisering in onze samenleving versneld. Zo zien we een forse groei van digitale bestellingen en bezorgdiensten zowel in food als non-food. De urgentie om na te denken over het inpassen van distributiedozen, die bijdragen aan de energietransitie neemt hiermee toe. Verder heeft het thuiswerken een enorme vlucht genomen. Al zal persoonlijk contact altijd belangrijk blijven, voor bepaalde banen kan veel via virtueel contact. Wat we verder van de coronacrisis leren is dat thuiswerken een enorme impact heeft op de thuissituatie. Niet iedereen heeft een woning met ruimte voor een werkplek. Hiermee zal, naast aandacht hiervoor bij nieuwbouw, de vraag naar gebouwen met flexplekken verder toenemen. Maar door de corona en het vaker thuiswerken zal het aantal leegstaande kantoren en dichtgetimmerde winkelpanden in veel steden groeien. Net als bij verduurzaming van bestaande woonwijken ligt hier een taak voor een duurzame herstructurering van bestaand vastgoed en waar mogelijk het toevoegen van nieuwe duurzame woningen.

Meer aandacht voor herstelbeleid op de middellange en langere termijn vanuit een breed welvaartsbegrip

Hoe verder? Geen misverstand, corona heeft sociaal en economisch dramatische effecten. Maar zoals geschetst biedt het ook kansen. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is het in Den Haag echter nog niet vanzelfsprekend om ook kansen en risico’s voor de leefomgeving mee te nemen bij het voorbereiden van het herstelbeleid. Ze bracht voor de zomer een policy brief uit met als titel Van coronacrisis naar duurzaam herstel. Hierin een pleidooi om meer aandacht te besteden aan herstelbeleid op de middellange en langere termijn vanuit een breed welvaartsbegrip. In lijn met de geschetste trends geven ze aan dat we voor grote ruimtelijke opgaven staan, die vragen om het maken van slimme combinaties. Een aanpak waar ontwerpende disciplines al veel onderzoek naar hebben gedaan. Laat het volgende kabinet deze studies meenemen in het komen tot besluitvorming over de weg naar een klimaatneutraal Europa voor 2050.

Door Agnes Franzen

Verwest, F., J. Notenboom & O.-J. van Gerwen (2020), Van coronacrisis naar duurzaam herstel. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.