De effecten van coronacrisis hebben een grote impact op onze economie. Als deze één ding duidelijk maakt, dan is het dat we niet zonder de overheid kunnen. Interessant in dit perspectief is de introductie van het begrip civil economy door Pieter Jan Dijkman, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, in mei in de NRC. Hij pleit ten eerste voor minder regelzucht door de overheid en meer burgerruimte. Ten tweede voor meer nadruk op relaties. Ten derde beschrijft hij de civil economy als de transitie van het denken in winst naar het denken in waarden.
Waarden voor duurzame inrichting van Nederland
Met de NOVI is voor gebiedsontwikkeling reeds ingezet op het eerste punt van Dijkman: minder regelzucht en meer betrokkenheid van burgers. Ook het tweede punt is herkenbaar voor gebiedsontwikkeling. Relaties maken een onmisbaar onderdeel uit van het langdurige proces om tot resultaat te komen. Naast de gangbare publiek-private samenwerking, zien we een trend dat diverse maatschappelijke organisaties initiatief nemen voor een nationale visie. Denk aan de NOVI-Alliantie, een coalitie van zeer uiteenlopende organisaties, waaronder gemeenten, reizigersvereniging Rover, Staatsbosbeheer, werkgeversorganisatie VNO-NCW en NEPROM.
Het derde punt ligt voor veel maatschappelijke vraagstukken nog open. Welke waarden vinden we belangrijk voor een duurzame inrichting van Nederland? Dit laatste punt van Dijkman heb ik eerder ook aangekaart in mijn blog ‘Het is tijd voor nieuwe winst’.
“Het is nodig breder dan alleen op economische winst te focussen”
Een gedragen aanpak
De door minister Eric Wiebes ingestelde Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) is al een heel eind op weg met een civil economy-aanpak. Alle drie de punten zijn hierin herkenbaar. Minder regelzucht door de overheid zien we terug in de instelling van een taskforce. Met een ratrace-benadering waren ze niet gekomen tot een door de betrokken partijen gedragen lange termijnplan. De taskforce heeft in beeld gebracht wat voor de betrokken partijen wenselijk en haalbaar is wat betreft CO2-opslag, waterstoftransport en verzwaring van de elektriciteitsnetwerken voor industriële clusters. De TIKI geeft aan dat afspraken voor de lange termijn noodzakelijk zijn om de industrie in staat te stellen de afgesproken reductie van de CO2-uitstoot te halen. Onderdeel hiervan is een kaart die inzichtelijk maakt hoe, wanneer en waar de energieleidingen klaar moeten zijn voor transport van waterstof en CO2-opslag.
Figuur 1: Jaar waarin behoefte aan hoofdinfrastructuur voor transport van waterstof ontstaat
Kijken we naar het derde punt dan zien we dat breder is gekeken dan economische winst. Er is ingezet op een haalbaar lange termijnplan met aandacht voor de klimaatopgave. Bij dit derde punt zien we echter ook een botsing van waarden tussen TIKI en diverse maatschappelijke organisaties. Met name bij de keuze voor CO2-opslag. Enkele argumenten tegen de CO2-opslag: dit is niet tijdelijk, maar voor altijd, het kost energie en wordt hiermee nu op een juiste wijze ingezet op CO2 vermindering? Bovendien roept het de vraag op of nieuwe ondergrondse opslag wel veilig is; denk aan de gaswinning gerelateerde aardbevingen in Groningen. Kijken we in het rapport van de taskforce, dan zien we dat hier wel oog voor is. De energietransitie betekent volgens hen een ingrijpende verandering en dat leidt per definitie tot schuring, onzekerheid en weerstand.
Betrokken burgers
Het accent in het TIKI-plan ligt op haalbaarheid, economische- en klimaatwaarden. De wijze waarop burgers worden betrokken heeft vanuit het Rijk een plek gekregen op regionaal en lokaal niveau met het RES-instrument, de regionale energiestrategie. Burgers worden betrokken in het hele scala van informeren tot het meedenken over oplossingen. Concrete voorbeelden van de meerwaarde voor burgers zijn het voorzien in energievoorziening voor elektrische auto’s en woningen. Daarnaast is een vraag hoe en waar restwarmte van datacenters kan worden gekoppeld aan bedrijfsterreinen en woningbouwlocaties.
Op weg naar een civil economy
De coronacrisis en de TIKI-aanpak maken duidelijk dat het steeds vaker nodig is om vooruit te kijken en breder dan alleen op economische winst te focussen. Dit is niet eenvoudig met de onvermijdbare negatieve economische ontwikkelingen door de coronapandemie. Maar de crisis leert ons dat het voor burgers behalve om feiten, ook om waarden gaat. Het is daarom niet vreemd dat de discussie is losgebarsten over welke bedrijven staatssteun krijgen, want welke waarden onderschrijft de overheid (en samenleving) als bedrijven als Booking.com, KLM en TataSteel steun krijgen? Laat dit een les zijn voor de toekomstige duurzame inrichting van Nederland. Laat het Rijk de koers van minder regelzucht continueren, inzetten op een TIKI-aanpak voor andere complexe maatschappelijke opgaven en van het denken in winst naar gesprekken over waarden gaan. Op naar een civil economy!