Gebiedsontwikkeling als spiegel voor de verkiezingen

COLUMN De gemeenteraadverkiezingen staan voor de deur. De versplintering die we landelijk hebben gezien in aantal en in nieuwe partijen, speelt lokaal al veel langer. Het overlijden van voormalig premier Ruud Lubbers bracht een verhaal naar boven, dat de oorsprong hiervan weergeeft. Na het onder Lubbers gesloten Akkoord van Wassenaar slonk de overheid en het maatschappelijk middenveld. In de hierop volgende jaren zagen we het aantal zetels van de traditioneel grote partijen gestaag afnemen. In tegenstelling tot het Wassenaars akkoord zien we nu vaker akkoorden op specifieke onderwerpen. Gebiedsontwikkeling vraagt echter om een integrale benadering.

Alvorens ik hier verder op inga, eerst een filosofisch uitstapje. Een woord dat opvalt in het huidige politieke tijdperk is ‘vrijheid’. We zien het in de stad op campagnemateriaal van diverse partijen. De Britse filosoof Isaiah Berlin schreef hier de vorige eeuw een actueel essay over waarin hij een onderscheid maakt tussen negatieve vrijheid en positieve vrijheid. Negatieve vrijheid staat voor de ruimte waarbij iemand niet door anderen gehinderd wordt, positieve vrijheid staat voor de mate waarin iemand zelfstandig zijn eigen ruimte vorm geeft. Berlin staat kritisch ten opzichte van de positieve vrijheid. Hij beschrijft het risico dat -desnoods tegen hun zin-  aan burgers maatschappelijke idealen worden opgelegd vanuit het idee dat er maar één oplossing en maar één waarheid is. Hij pleit voor pluralisme ofwel de erkenning dat er uiteenlopende waarden bestaan. Deze kunnen onverenigbaar zijn, maar er zullen toch keuzes moeten worden gemaakt.

Publiek en privaat

Deze benadering past goed bij gebiedsontwikkeling. Ook hier raken opgaven en belangen van verschillende partijen elkaar. Hoe geef je hier richting aan? Binnen Europa zien we tussen landen verschillen in aanpak. Zo zien we in Engeland veel privaat gestuurde gebiedsontwikkelingen binnen overheidskaders. Duitsland heeft, zeker in de grotere en wat rijkere steden, breder gestuurde publieke ontwikkelingen. Daar investeert de overheid bijvoorbeeld sterk in de openbare ruimte waarbinnen kavels worden vrijgegeven voor private ontwikkeling. Nederland valt op doordat het diverse vormen in aanpak van gebiedsontwikkelingen kent. Rijswijk-Buiten is een voorbeeld van publieke sturing, private sturing zien we in het Amsterdamse Cruquiusgebied en publiek-private samenwerking in het langlopende project ‘t Paleiskwartier in Den Bosch.

Aan bovenstaande sturingsvormen kunnen burgerinitiatieven worden toegevoegd. In het debat beperkt dit zich vaak tot het ruimte bieden voor zelfbouw, maar het zou goed zijn met een bredere blik te kijken. Het recent uitgekomen boek: ‘Staat van verbinding’ door Sijmen van Wijk en Ad de Rooij schetst interessante voorbeelden. Zo wordt onder meer gesproken over een derde generatie burgerinitiatieven. Burgers worden niet pas aan het einde van het beleidsproces betrokken, maar nemen zelf initiatief. Bij urgentie ontstaat de bereidheid om in actie te komen.

Pluralisme

Het voorbeeld dat in het genoemde boek wordt aangehaald door Riek Bakker en Jan Eikema betreft een strategische visie voor de Krimpenerwaard als burgerinitiatief. Het vraagt natuurlijk om gedrevenheid en doorzettingsvermogen, maar de door burgerinitiatieven gevormde netwerken hebben vaak een lange looptijd. Voor de Krimpenerwaard zijn diverse opgaven door de bril van duurzaamheid bekeken. Met een dertigjarige uitvoeringsagenda  voor ogen is eerst gedivergeerd per sector, daarna geconvergeerd en toen gekeken wat met elkaar in verband kon worden gebracht. Oplossingen en dilemma’s zijn vanuit zowel de betrokken burgers als vanuit het standpunt van de experts bekeken.

Naast burgerinitiatieven zit er ook weer vaart in publiek en privaat bij gebiedsontwikkeling. Zo zien we dat een aantal gemeenten na de crisisjaren terugkeert naar actief grondbeleid, wat vaak bijdraagt aan de continuïteit van een project. Omdat de gemeente zich financieel-economisch verbindt aan een gebiedsontwikkeling, kan dit ondersteunend werken voor de urgente maatschappelijke gebiedsoverschrijdende opgaven als klimaat, energie en herstructeringsopgaven. Privaat zien we in wisselende allianties samenwerking voor publiek en door het bedrijfsleven uitgeschreven tenders.

De versplintering in het politieke landschap en het groeiend aantal burgerinitiatieven kunnen niet worden genegeerd. Eén van de lessen die het vakgebied gebiedsontwikkeling ons de afgelopen jaren  heeft geleerd is dat pluralisme niet hoeft te leiden tot doodlopende actuele opgaven. Laat dit de inspiratie zijn voor de gemeentelijke akkoorden na de verkiezingen.