Vormgeven aan de stad van morgen

BLOG In het verleden startte de ontwikkeling van een gebied vaak met een gedetailleerd stedenbouwkundig plan. Die tijd is voorbij. Een ontwikkeling start met een publiek kader op hoofdlijnen en een globaal masterplan. In deze nieuwe context van gebiedsontwikkeling zijn naast het inhoudelijk ambacht van ontwerpen, communicatieve en procesvaardigheden minstens zo belangrijk.

Daarbij heeft de huidige post-Vinex tijd heeft een grote diversiteit in opgaven. Naast enkele resterende grootschalige uitbreidingslocaties zijn er diverse binnenstedelijke (herstructurerings) opgaven. En verschillende drivers. Traditionele, zoals water en infrastructuur, maar ook nieuwe drivers zoals energie, nieuwe technologieën en sociale opgaven. In deze hedendaagse context is een groeiende roep om bredere afwegingen. Zo stelt Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat als we een participatiesamenleving nastreven dit vraagt om een verbinding tussen economische en sociale argumenten. Iets vergelijkbaars hebben we in het begin van deze eeuw gezien rond de “ people, planet & profit” van duurzaamheid. In 2002 is op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg de p van profit veranderd in prosperity. Dit staat voor welvaart, gericht op maatschappelijke baten. Ook hier was het doel een bredere afweging, dan alleen de economische winst.

Juist een publiek kader op hoofdlijnen leent zich in gebiedsontwikkeling voor deze bredere afweging. Ligging en aard van de locatie evenals marktpotentie en gebruiksmogelijkheden moeten hierbij niet uit het oog worden verloren. Stedenbouwkundig vraagt dit om een interdisciplinaire aanpak. Juist de ontwerper en het ontwerp kunnen zich bewegen tussen verschillende schaalniveaus, disciplines, en organisatieniveaus en zo bijdragen aan slimme en creatieve verbindingen. Ook aan de proceskant hebben zich veranderingen voor gedaan. Na een eeuw staatsdominantie is er meer ruimte voor het oplossend vermogen in de stad. Door private partijen en door ondernemende burgers zelf.

Maar ook de stedenbouw zelf is veranderd. Zo’n dertig jaar geleden zijn mensen als Dirk Sijmons en Frits Palmboom vertrokken bij de overheid om voor zichzelf te beginnen. Deze ontwikkeling van zelfstandige bureaus zet zich in de jaren negentig van de vorige eeuw door. Ook diverse marktpartijen pakten deze handschoen op, door inhuur van ontwerpers en eigen conceptafdelingen. En in de afgelopen jaren zien we ondernemende ontwerpers die zelf aanjager worden in de stad. Denk aan ZUS met en rond het Schieblok in Rotterdam of het Glamourmanifest van Saskia Beer in Amsterdam Zuidoost.

Voor het globale masterplan wordt de maatschappelijke impact en schoonheid mede bepaald door persoonlijk handschrift. Door een bijzonder architectonisch concept, zoals de Zaanse huisjes in het centrumplan van Soeters van Eldonk architecten in Zaandam. Of op New Yorkse wijze door het opstellen van heldere spelregels, als kader voor private initiatieven. Een voorbeeld hiervan is het plan voor de Wijnhaven van bureau KCAP in Rotterdam. Een ander handschrift is met oog voor de morfologie van de stad. Denk aan het stationsgebied in Delft, waarbij het patroon van de grachten en bijbehorende bebouwing door bureau Palmbout is doorgezet. Ook de eerder genoemde ondernemende ontwerpers hebben een herkenbaar handschrift. Met de (tijdelijke) programmatische concepten en bijzondere ingrepen in de openbare ruimte.

Tot slot. Jurist Hudig had een eeuw geleden het gevoel in een tijd van chaos te leven waar weer een
ordening uit zou komen. Stedenbouw was voor hem hierbij een onmisbaar wapen in de strijd voor een betere wereld. Gegeven de aantrekkende woningmarkt op dit moment en de bij gebiedsontwikkeling horende onzekerheden kan ook in deze tijd stedenbouw als wapen worden ingezet. Met oog voor maatschappelijk afwegingen en verschillende persoonlijke handschriften geven we vorm aan de stad van morgen.