COLUMN Op 11 mei 2011 is de van Praagprijs uitgereikt aan Pieter Winsemius. De jury onder voorzitterschap van Cox Habbema motiveerde
haar besluit als volgt: ‘Hij trekt erop uit, koppelt duurzaamheid
niet alleen aan duurzame consumptiepatronen of milieu-effecten,
maar ook aan een leefbaar en verantwoord met elkaar omgaan’. Een
duurzame wereld kan niet bestaan als het in sociaal opzicht rammelt, aldus Winsemius.
Neem burgers serieus, win hun vertrouwen en geef ze
de ruimte. Lessen die Pieter Winsemius leerde van zijn drie onderzoeken
voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).
Dan gaan mensen zich verantwoordelijker voelen voor hun buurt en
komt een duurzame samenleving dichterbij.
Mede gevoed door bezuinigingen is er in de politiek is er sinds de jaren
tachtig een groeiende roep om meer betrokkenheid van bedrijven en
burgers bij de samenleving. Deels wordt dit ingevuld via maatschappelijke
verbanden. Een grote groep burgers voelt zich echter niet vertegenwoordigd
door maatschappelijke verbanden, aldus hoogleraar Nederlandse
Geschiedenis prof.dr. James Kennedy in zijn oratie van 29 april.
Nederlanders sluiten zich liever aan bij sport- en culturele verenigingen
dan bij verenigingen met een bredere maatschappelijke ambitie. In het
domein van gebiedsontwikkeling zie je dat institutionele instellingen
als corporaties, zorginstellingen, beleggers en scholen in toenemende
mate met het bijkomende ongenoegen geconfronteerd worden. Tegelijk
is er sprake van een groei van kleinschalige initiatieven op buurt- en
VvE-niveau veelal door actieve betrokken burgers die een plek krijgen
in gebiedsontwikkeling. Het economische en het sociale liggen in deze
context steeds meer in elkaars verlengde.
Ten tijde van het grote stedenbeleid werd gepropageerd dat het in veel
opgaven gaat om het verbinden van het fysieke, het sociale en het economische. Diverse onderzoeken illustreren dat dit in veel gemeentelijke
diensten tot op de dag van vandaag twee werelden zijn gebleven met een
eigen taal, cultuur en aanpak. Al in 2001 pleitte Jan Willem Duyvendak
in zijn artikel ‘De verhouding tussen het sociale en het economische’
voor een relationele benadering tussen het sociale, het economische
en het fysieke. In de dagelijkse praktijk laten beleidsmatige pijlers zich
immers niet scheiden. Versterkt door de effecten van de crisis is er bij
steeds meer projectontwikkelaars oog voor de sociale opgave. Op de
schaal van het gebied in de vorm van vraaggericht werken, maar ook ten
aanzien van de cultuur binnen de organisatie. Soms doorslaand naar de
sfeer van de sociale academie.
Betrokkenheid van (toekomstige) gebruikers bij de planontwikkeling en
het beheer is de rode draad in projecten waarin het sociale en het economische in elkaars verlengde liggen. Voorbeelden zijn het GWL terrein in Amsterdam, Almere Hout of Strijp R in Eindhoven. Het slim verbinden
van een sociale vraag met maatschappelijke programma’s en economische
bedrijvigheid. Een goed voorbeeld zijn de twee oude fabriekshallen
op het terrein van Strijp R, gekocht door ontwerper Piet Hein Eek. Daarmee
is weer een stuk historie van Strijp R behouden en heeft de wijk
straks een bijzondere ‘bewoner’ met internationale uitstraling.
De sociale academie is ooit voortgekomen uit de scholen voor maatschappelijk werk. Maatschappelijk werkers leerden mensen zichzelf
beter te redden in hun sociale omgeving. Dit is echt iets anders dan de
zoektocht naar een invulling van de cultuur en mentaliteitsverandering
om meer vraaggericht te werken. Met onderling oeverloos gezever is de
gebiedsontwikkeling niet geholpen. De les van Winsemius: koppel een
scherpe inhoudelijke analyse aan het daadwerkelijk luisteren naar wat er
in een gebied speelt. Uiteindelijk leidt dit proces tot een gebied waarbij
fysieke, sociale en economische aspecten samenkomen. Laten de Pieter
Winsemiussen van de gebiedsontwikkeling opstaan, om met behoud
van economische nuchterheid recht te doen aan een maatschappelijke
vraag naar een meer sociaal betrokken leefomgeving.